(Aankomende) zorgaanbieders opgelet! Wetwijziging per 1 januari 2022

06 december 2021

Per 1 januari 2022 treedt de Wet toetreding zorgaanbieders (‘Wtza’) in werking. Deze wet vervangt de huidige Wet toelating zorginstellingen (‘Wtzi’). Naast de inwerkingtreding van de Wtza zal tevens het Uitvoeringsbesluit Wtza, de Uitvoeringsregeling Wtza en de Aanpassingswet Wtza (‘AWtza’) van kracht worden.

Op wie is de Wtza van toepassing?

De regels van de Wtza gelden voor alle zorgaanbieders die zorg (beogen te) leveren als bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (‘Wkkgz’). Daaronder valt Wet langdurige zorg (‘Wlz’) en/of de Zorgverzekeringswet (‘Zvw’) zorg en andere zorg, zoals onder meer alternatieve geneeswijzen en cosmetische ingrepen.
In de Wtza en het Uitvoeringsbesluit Wtza is geregeld welke verplichting voor welke (categorieën) zorgaanbieders geldt en welke (categorieën) zorgaanbieders daarvan zijn uitgezonderd. Het is dus voor elke (nieuwe en bestaande) zorgaanbieder van belang om vast te stellen welke regels op hen van toepassing zijn en per wanneer. Voor bestaande zorgaanbieders gelden ook overgangstermijnen.

Wat wijzigt er per 1 januari 2022?

De Wtza bestaat uit drie onderdelen: een meldplicht, een vergunningplicht en de eis van een onafhankelijk interne toezichthouder.

1/ IGJ-meldplicht voor alle zorgaanbieders

Voor zorgaanbieders die zorg (doen) verlenen als bedoeld in de Wkkgz geldt de meldplicht op grond van de Wtza. Onder de meldplicht vallen instellingen en solistisch werkende zorgverleners. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- en onderaannemers.

Een aantal categorieën van zorgaanbieders is uitgezonderd van meldplicht. Hierbij kan worden gedacht aan abortusklinieken, apotheken of zorgaanbieders die uitsluitend ondersteunende werkzaamheden verrichten zoals vervoer, schoonmaak, het verstrekken van eten, drinken en kleding en het leveren van bepaalde roerende voorzieningen of mobiliteitshulpmiddelen.De meldplicht wordt in het leven geroepen om het risicotoezicht op nieuwe zorg- en jeugdhulpaanbieders effectiever vorm te geven en om te waarborgen dat een nieuwe aanbieder vooraf kennis heeft genomen van de eisen die gelden vanaf het moment waarop hij zorg gaat verlenen.

Ga naar alle informatie omtrent de meldplicht 

2/ Vergunningsplicht

De Wtza-vergunning vervangt het systeem van de WTZi-toelating, waarbij de vergunning meer nadruk legt op de kwaliteit van zorg en laat zorgaanbieders niet meer automatisch (‘van rechtswege’) toe.
De Wtza-vergunningsplicht komt te gelden voor twee categorieën zorgaanbieders:

  1. zorgaanbieders die medisch specialistische zorg (doen) verlenen; en
  2. zorgaanbieders met meer dan 10 zorgverleners die krachtens de Wlz en/of de Zvw zorg (doen) verlenen.

Zorgaanbieders met een Wtzi-toelating

De bestaande Wtzi-toelatingen zullen per 1 januari 2022 automatisch worden omgezet in een Wtza-vergunning. Het CIBG heeft alle zorgaanbieders met een Wtzi-toelating hier in Q3 per brief over geïnformeerd.

Zorgaanbieders zonder Wtzi-toelating, maar per 1 januari 2022 wel Wtza vergunningsplichtig zijn

Zorgaanbieders die nog geen Wtzi-toelating hebben maar op 1 januari 2022 wel onder de Wtza-vergunningsplicht vallen, hebben een termijn van 2 jaar om alsnog een Wtza-vergunning aan te vragen, aldus vóór 1 januari 2024. Tijdens de aanvraag van de Wtza-vergunning dienen de betreffende zorgaanbieders wel te voldoen aan de verplichtingen van het intern toezicht, aldus een toezichthoudend orgaan moeten hebben aangesteld welke is verankerd in de statuten of het VOF-contract.

Zorgaanbieders zonder Wtzi-toelating en op 1 januari 2022 ook nog niet Wtza vergunningsplichting

Indien een zorgaanbieder de grens van meer dan 10 zorgverleners pas na 1 januari 2022 bereikt, dan moet de Wtza-vergunning vanaf dat moment binnen een termijn van 6 maanden worden aangevraagd.

3/ Intern toezicht

De verplichting tot het instellen van een onafhankelijke interne toezichthouder geldt voor alle zorginstellingen die over een Wtza-vergunning dienen te beschikken. De rechtsvorm van de zorginstelling is daarbij niet van belang. Zowel bij een rechtspersoon als bij een niet-rechtspersoon (zoals een maatschap of eenmanszaak) moet uit een schriftelijke regeling blijken dat aan de eisen die zijn gesteld aan de interne toezichthouder is voldaan. Bij rechtspersonen zijn hiervoor de statuten aangewezen.

De interne toezichthouder moet op grond van artikel 6 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wtza uit ten minste 3 natuurlijke personen bestaan. Dit is een wijziging ten opzichte van de Wtzi. Echter blijkt uit de nota van toelichting dat het aanstellen van een intern toezichthouder met minimaal drie natuurlijke per-sonen voor zeer kleine instellingen met één of enkele zorgverleners moeilijk uitvoerbaar en werk-baar is, en daarmee ook niet proportioneel. Dit heeft ertoe geleid dat instellingen die in de regel met tien of minder zorgverleners zorg verlenen of doen verlenen, zijn uitgezonderd van de verplichting tot het aanstellen van een intern toezichthouder; ook kleine instellingen voor medisch specialisti-sche zorg die in de regel met tien of minder zorgverleners (doen) verlenen, hoeven dus in beginsel niet aan de betrokken eis te voldoen.

Moet u de statuten wijzigen?

In de Wtza zijn er strengere eisen aan het intern toezicht gesteld dan in de Wtzi. Zo mag een interne toezichthouder of een aantal beschreven familieleden of levensgezel geen aandelen in de instelling meer houden (voorheen gold een maximum van 10 procent). Ook moet in de statuten zijn vastgelegd dat de toezichthouder in beginsel moet bestaan uit ten minste drie personen. Als de statuten hier niet op zijn ingericht, moet dat vóór 1 januari 2022 gebeuren.

Neem vrijblijvend contact op

Wij helpen u graag verder bij het beoordelen van de statuten van uw zorginstelling met de vraag in hoeverre deze voldoen aan de vereisten van de Wtza.