KNMG publiceert Beslissingen rond het levenseinde

Standpunt over beslissingen rond het levenseinde en euthanasie bij dementie. 06 januari 2022

De bijdrage hieronder is een samenvatting met daarin de belangrijkste wijzingen voor de praktijk.

Op 1 december 2021 publiceerde artsenfederatie de KNMG het Standpunt “Beslissingen rond het levenseinde” met daarin een professioneel kader rond het complexe thema euthanasie bij dementie. Het Standpunt maakt onderdeel uit van de professionele standaard van de arts, helpt bij het maken van zorgvuldige afwegingen en kan in een uiterst geval een rol spelen bij de beoordeling van het handelen van een arts door een (tucht)rechter.

Josine Janson, advocaat gezondheidsrecht bij TK, heeft een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het KNMG Standpunt. Zij heeft in onderstaande bijdrage puntsgewijs samengevat wat in het Standpunt te vinden is evenals wat de belangrijkste wijzigingen zijn voor de praktijk.

  • Het Standpunt bundelt en vervangt een aantal bestaande documenten: het KNMG-standpunt Euthanasie (2003), het KNMG-standpunt De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde (2011) en het KNMG-standpunt: een nadere uitleg van het standpunt Euthanasie (2012). Er is veel informatie voor een arts beschikbaar als het gaat om beslissingen rondom het levenseinde. In het Standpunt wordt deze informatie overzichtelijk samengebracht en wordt er verwezen naar andere beroepsnormen als deze relevant zijn.
  • In het Standpunt worden euthanasie en hulp bij zelfdoding in de context geplaatst van andere beslissingen en zorg rond het levenseinde (hoofdstuk 1). Bijvoorbeeld pijnbestrijding, symptoombestrijding, palliatieve sedatie of het niet starten dan wel staken van een behandeling. Het voorgaande zijn voorbeelden van ‘normaal medisch handelen’ waarmee wordt bedoeld: activiteiten en interventies die voortvloeien uit de professionele standaard van de arts. Het gaat om geïndiceerd handelen met een concreet behandelingsdoel. Ook kan de arts te maken krijgen met de situatie waarin een patiënt een behandeling weigert, een wilsverklaring heeft opgesteld of het levenseinde zelf wil bespoedigen. In het Standpunt wordt aangegeven welke professionele uitgangspunten er voor de arts gelden en hoe de arts met deze beslissingen rond het levenseinde kan omgaan.
  • Hoofdstuk 2 is gewijd aan euthanasie en hulp bij zelfdoding (hierna: euthanasie). Euthanasie is ‘bijzonder medisch handelen’. Euthanasie is geen plicht van de arts en geen recht van de patiënt. Euthanasie is nog steeds strafbaar in Nederland. Achteraf toetst de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie het handelen van de arts aan de Euthanasiewet en kan strafbaarheid komen te vervallen. Er wordt in het Standpunt onder meer een toelichting gegeven op de procedure en de wettelijke zorgvuldigheidseisen die van toepassing zijn. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt ingegaan op ‘bijzondere situaties’, zoals euthanasieverzoeken van patiënten met een psychische stoornis, een verstandelijke beperking of een stapeling van ouderdomsaandoeningen.
  • In het Standpunt zijn daarnaast enkele nieuwe inzichten en recente ontwikkelingen toegevoegd. Het gaat dan met name om euthanasie bij dementie (hoofdstuk 3). Als het gaat om euthanasie bij dementie, is de mate van wilsbekwaamheid ter zake van belang voor de afwegingen waar een arts mee te maken krijgt. Om die reden is in het Standpunt gekozen voor een indeling in drie fasen: de vroege fase, de middenfase en late fase van dementie. In het Standpunt wordt per fase van dementie geschetst welke afwegingen er spelen bij euthanasie en hoe hier door een arts mee kan worden omgegaan.
  • In de laatste paragraaf (3.4) van het Standpunt wordt ingegaan op het juridische en professionele kader dat geldt bij euthanasie bij patiënten met vergevorderde dementie die wilsonbekwaam ter zake zijn. De professionele normen in het Standpunt zijn een invulling van de Euthanasiewet en een praktische vertaling van de uitspraak van de Hoge Raad van april 2020. De belangrijkste conclusie uit de uitspraak van de Hoge Raad is dat de wet een arts de mogelijkheid biedt om euthanasie te verlenen aan iemand die eerder een schriftelijk euthanasieverzoek heeft opgesteld, maar door vergevorderde dementie niet meer in staat is zijn wil over de doodswens te uiten. De Hoge Raad bevestigt dat in deze situatie behoedzaamheid geboden is en stelt dat de zorgvuldigheidseisen uit de Euthanasiewet moeten worden ingevuld op een manier die recht doet aan de bijzonderheid van vergevorderde dementie waar de patiënt wilsonbekwaam ter zake is. In het Standpunt wordt nadere invulling gegeven aan de behoedzaamheidseis en heeft als doel artsen houvast te geven om samen met hun patiënten en naasten op een verantwoorde wijze afwegingen te maken en tot een beslissing te komen. Ook als besloten wordt geen euthanasie te verlenen.