Let op na het opheffen van een conservatoir beslag.

28 december 2021

Na het opheffen van een conservatoir beslag moet dit beslag ook doorgehaald worden in het Kadaster. Let hier altijd goed op, want anders kunnen hieraan vervelende consequenties kleven.

Het conservatoir beslag in de praktijk

In de praktijk komt het geregeld voor dat er, al dan niet in een ver verleden, conservatoir (“bewarend”) beslag is gelegd op registergoederen, zoals een woning of een bedrijfspand. Dat zal in veel gevallen worden gedaan als er een geschil is en de beslaglegger (enige mate van) zekerheid wil hebben dat hij na het voeren van een gerechtelijke procedure zich kan verhalen op het vermogen van zijn wederpartij, indien hij in het gelijk gesteld wordt. Een ander voorbeeld is het leggen van conservatoir beslag op een woning in het kader van een gesloten koopovereenkomst en er twijfel ontstaat of de verkoper de woning daadwerkelijk zal leveren, om daarmee levering af te dwingen (zogenoemd “leveringsbeslag”). Als het geschil wordt beëindigd en het conservatoire beslag wordt opgeheven, dan is het van belang dat het beslag ook wordt doorgehaald in het register van het Kadaster. Dit is slechts een administratieve maatregel, maar kan tot vervelende gevolgen leiden.

Om conservatoir beslag te mogen leggen is verlof vereist van de rechter. Door middel van een verzoekschrift kan de rechter worden verzocht om verlof af te geven tot het leggen van conservatoir beslag. Dat verlof wordt in de regel snel verleend. Met dat beslagverlof kan de deurwaarder het beslag leggen. Het conservatoire beslag wordt ingeschreven in het register van het Kadaster, zodat voor iedereen kenbaar is dat op het registergoed een conservatoir beslag rust.

Een praktijkvoorbeeld.

Een opdrachtgever heeft een geschil met een aannemersbedrijf over de bouw van zijn woning en weigert de aannemer te betalen. De aannemer legt conservatoir beslag op de woning van de opdrachtgever. In een gerechtelijke procedure wordt de aannemer in het gelijk gesteld en de opdrachtgever moet aan de aannemer betalen en doet dat ook. Het beslag wordt echter niet opgeheven en niet doorgehaald in het register van het Kadaster. Tien jaar later wil de opdrachtgever zijn woning verkopen. Dan wordt hij geconfronteerd met het conservatoire beslag op zijn woning dat nog steeds staat ingeschreven in het Kadaster. De opdrachtgever kan daardoor zijn woning niet vrij van beslag leveren en kan daardoor mogelijk een contractuele boete verschuldigd worden aan de koper van zijn woning. Het conservatoire beslag dient eerst te worden doorgehaald in het register van het Kadaster.

Hoewel in de hiervoor geschetste casus het conservatoire beslag waardeloos is geworden doordat de vordering van de aannemer, waar het conservatoire beslag voor is gelegd, is voldaan, dient het beslag nog doorgehaald te worden in het register van het Kadaster. Om dat te doen dient de beslaglegger (of zijn rechtsopvolger) te verklaren dat het conservatoire beslag waardeloos is geworden. Als deze verklaring wordt afgegeven dan kan deze worden ingeschreven in het register van het Kadaster waarmee het Kadaster het conservatoire beslag kan doorhalen. De kortste route is dan ook om de beslaglegger (of in geval van diens faillissement: de curator) te verzoeken om te verklaren dat het conservatoire beslag waardeloos is. De beslaglegger kan de deurwaarder de opdracht geven het beslag op te heffen. Het Kadaster zal overgaan tot doorhaling indien het Kadaster wordt gemachtigd door een ingeschreven schriftelijke verklaring van de deurwaarder dat hij in opdracht van de beslaglegger het beslag opheft of dat het beslag vervallen is.

Indien de beslaglegger niet bereid is om de vereiste verklaring af te geven, dan kan iedere onmiddellijk belanghebbende in rechte vorderen dat het ingeschreven conservatoire beslag waardeloos is. In dat geval zal dus een gerechtelijke procedure moeten worden opgestart. Indien op dat moment de beslaglegger in faillissement verkeert en er een curator is aangewezen, dan dient de curator te worden gedagvaard.

Complexer wordt het als, zoveel jaar later, blijkt dat het aannemersbedrijf al geruime tijd failliet is en het faillissement al is afgewikkeld. De beslaglegger bestaat dan niet meer en er is ook geen curator meer tot wie de opdrachtgever zich kan wenden. Hoewel uit de feiten en omstandigheden kan blijken dat het gelegde conservatoire beslag evident waardeloos is, bijvoorbeeld omdat blijkt dat de vordering is voldaan of omdat de vordering is verjaard, is een verklaring van waardeloosheid vereist. Het Kadaster is immers lijdelijk en zal niet uit eigen beweging overgaan tot doorhaling van een conservatoir beslag. Er is dan geen partij meer die kan worden gedagvaard.

In dat geval kan een praktische – niet in de wet geregelde – oplossing zijn om een notaris bereid te vinden om te verklaren dat een gelegd conservatoir beslag waardeloos is, onderbouwd met de feiten en omstandigheden van het geval. De notaris doet er in dat geval verstandig aan om dit voor rekening en risico te doen van de onmiddellijk belanghebbende, doorgaans de beslagene c.q. de eigenaar van het registergoed waarop het conservatoire beslag is gelegd.

Voornoemde exercities kunnen worden voorkomen door in een gerechtelijke procedure te vorderen dat het beslag wordt opgeheven. Als in het vonnis het beslag wordt opgeheven, dan kan met dat vonnis het beslag worden doorgehaald in het register van het Kadaster. Als dat niet is gebeurd, dan is het zaak om zo spoedig mogelijk actie te ondernemen om de inschrijving van het conservatoire beslag door te halen in het register van het Kadaster, om onaangename verrassingen te voorkomen.