Coronavirus en het medisch beroepsgeheim

13 maart 2020

Het nieuwe Coronavirus, COVID-19, is door de Minister voor Medische Zorg aangemerkt als een infectieziekte die behoort tot de zwaarste categoriei. Heeft deze aanmerking gevolgen voor de geheimhoudingsplicht die op u rust in hoedanigheid van arts? En wat als u geen arts bent? Bent u verplicht om melding te doen van uw bevindingen? Zo ja, in welk geval, op welk moment en bij welke instantie? Mag u dan persoonsgegevens van uw patiënt delen, en zo ja, welke?

Advocaten Sander Tempel (Gezondheidsrecht) en Fleur Jansen (Gezondheidsrecht) van TeekensKarstens Advocaten informeren u.

Medisch beroepsgeheim en meldplicht

De hoofdregel is dat een hulpverlener gehouden is te zwijgen over al hetgeen aan hem is toevertrouwd of hij beroepshalve over de patiënt te weten is gekomenii. De zogenoemde geheimhoudingsplicht is een direct gevolg van het recht van de patiënt dat zijn informatie voor anderen geheim blijft. In een aantal gevallen bestaat er een wettelijke plicht of een wettelijk recht om gegevens aan derden te verstrekken, zonder voorafgaande toestemmingiii. Is er sprake van een wettelijk recht voor de hulpverlener, dan moet hij de afweging maken of hij van zijn recht gebruik maakt. In het geval van een wettelijke plicht is hij verplicht gegevens te deleniv.

Een wettelijke plicht tot het verstrekken van gegevens, en daarmee een uitzondering op de geheimhoudingsplicht, is opgenomen in de Wet publieke gezondheid. Deze wet regelt onder meer de organisatie van de openbare gezondheidszorg en de bestrijding van infectieziekte crisissen.

Het Coronavirus is de door minister voor Medische Zorg als A-ziekte aangewezen. Door deze kwalificatie ontstaat een wettelijke meldplicht voor de arts die het vermoeden heeft dan wel heeft vastgesteld dat bij de persoon sprake is van het Coronavirus. Van een vermoeden is sprake als de arts het mogelijk acht dat de patiënt aan het Coronavirus lijdt dan wel drager is. Voorts ontstaat de meldplicht zodra bij de arts op grond van waargenomen symptomen of andere aanwijzing het vermoeden rijstv. Van vaststelling is sprake op het moment dat door de arts de diagnose wordt gesteld. Dat is een zorginhoudelijke vraag die naar medisch-professionele maatstaven moet worden beantwoordvi.

Geen vrijstelling meldplicht

Op het moment van schrijven is het Coronavirus door de WHO aangemerkt als een pandemievii. Een pandemie kan worden gekwalificeerd als een over meerdere continenten verbreidende ziekteviii. Dit kan betekenen dat op een gegeven moment het aantal ziektegevallen dermate groot is geworden dat het hele meldsysteem ontregeld kan raken. Het kan dan voorkomen dat behandelaars niet meer in staat zijn om van elk ziektegeval alle gegevens te blijven registreren en te melden. In dat geval kan het centrale bestrijdingsbeleid meer gebaat zijn bij melding van bijvoorbeeld het wekelijks aantal nieuwe gevallen dat door een arts wordt gezien. Bij een serieuze kans op een groot gebrek aan medisch personeel is het niet ondenkbaar dat er tijdelijk geen gelegenheid zal zijn om te registreren en te meldenix. Het achterwege laten van melden is echter pas geoorloofd wanneer de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daartoe vrijstelling heeft verleendx. De minister heeft op moment van schrijven geen vrijstelling van de meldplicht verleend.

Meldprocedure

Wanneer sprake is van een vermoeden of vaststelling, dan moet de arts daarvan onverwijld melding doen bij de gemeentelijke gezondheidsdienst (hierna: GGD) in zijn regio. “Onverwijld” houdt in dat de arts zonder enige vertraging tot melding moet overgaan nadat bij hem het vermoeden is ontstaan of door hem de diagnose is gesteld. De arts doet er verstandig aan om bij de GGD te verifiëren of de melding in goede orde is ontvangen.

De wettelijke meldplicht berust op de arts. De behandelend arts is degene die verplicht is tot melden. Over de vraag wie de behandelend arts is kan onduidelijkheid bestaan als sprake is van een behandelteam of waarneming. Dubbele meldingen dienen te worden voorkomen en het maken van goede afspraken zijn van belang. Het is raadzaam om de hoofdbehandelaar aan te wijzen als meldingsplichtige in het geval van samenwerkingsverbanden.

Geen arts?

Vooralsnog geldt de meldingsplicht alleen voor de arts, omdat de arts als enige over relevante gegevens van de patiënt beschikt en de GGD nooit in contact mag treden met de patiënt zonder overleg te hebben gehad met de meldende arts. De (vermoedelijk) geïnfecteerde patiënt dient eerst door een arts te worden onderzocht. Rechtstreeks betrokken hulpverleners, zijnde niet-artsen, kunnen bij een vermoeden direct contact opnemen met de bij de behandeling betrokken arts, zodat het onderzoek kan plaatsvindenxi. Op de niet-arts rust geen wettelijke meldplicht en aldus ook geen wettelijke plicht om de geheimhoudingsplicht te (moeten) doorbreken. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de Wet publieke gezondheid regelen in gevallen waarin geen arts bij de zorg is betrokken niet hoe een hulpverlener dan dient te handelen, waardoor de hoofdregel van het medisch beroepsgeheim als uitgangspunt geldt. Dit betekent dat als een bij de zorg betrokken hulpverlener, niet zijnde een arts, een vermoeden heeft, deze hulpverlener bij de GGD een melding kan maken van een (vermoeden van) een infectie met Coronavirus voor zover die melding niet tot de patiënt te herleiden is of als de patiënt toestemming geeft. Bovendien staat het de hulpverlener vrij om te overleggen met de GGD of specialisten wanneer zij hiertoe aanleiding zietxii.

Welke gegevens?

Vanwege de ernst en de gevolgen van de verspreiding van het Coronavirus is bron- en contactopsporing van belang zodat direct maatregelen kunnen worden getroffen. De wetgever heeft bepaald dat het noodzakelijk is dat de identiteit van de patiënt bekend is. Daarom is de arts verplicht om bij een melding aan de (arts van de) GGD in diens werkgebied naast gegevens over de infectieziekte ook de naam, het adres, het geslacht, de geboortedatum, de verblijfplaats en het Burgerservicenummer van de patiënt te meldenxiii. De doormelding door de GGD naar het RIVM en van RIVM naar Staatstoezicht omvat alleen de geboortemaand en de eerste drie cijfers van de postcode van de betrokkene (zodat de ziektegevallen landelijk in kaart kunnen worden gebracht). De door de arts door te geven patiëntgegevens worden alleen gemeld aan de (arts van de) GGD in diens werkgebied en worden, behoudens voornoemde uitzonderingen, niet verder verspreid. Ten opzichte van het te dienen publieke gezondheidsbelang wordt de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen niet meer belast dan strikt noodzakelijk is.

Conclusie

De uitbraak van het Coronavirus kwalificeert als een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. De aanmerking van het Coronavirus als een A-ziekte schept voor de arts de wettelijke plicht tot melding bij de GGD. De beperkingen van het medisch beroepsgeheim gelden in dit geval niet. Wel moet de gegevensverstrekking proportioneel zijn en mag dit niet verder gaan dan het verstrekken van de gegevens die bij wet zijn geregeld. De meldplicht voor artsen geldt reeds bij een vermoeden. Voor de hulpverlener, niet zijnde de arts, geldt dat hij in overleg kan treden met de bij de zorg betrokken arts en indien geen arts bij de zorg betrokken is, dan staat het hem vrij om overleg te plegen met de GGD of specialisten wanneer hij hiertoe aanleiding ziet. Deze hulpverlener, niet zijnde een arts, kan een melding maken van (een vermoeden van) een infectie met het Coronavirus voor zover de melding niet tot de patiënt te herleiden is, dan wel als de patiënt hiervoor toestemming verleent. Op moment van schrijven geldt er geen vrijstelling voor de meldplicht.

Contact

Hebt u als zorgaanbieder vragen over hoe u of uw personeel in het geval van een vermoeden of vaststelling van het Coronavirus moet handelen in relatie tot het beroepsgeheim, of hebt u andere vragen die betrekking hebben op regelgeving rondom het zorgproces? Neemt u dan vrijblijvend contact op met onze gezondheidsrechtspecialisten.

Bronvermelding

i: Regeling van de Minister voor Medische Zorg van ex artikel 20 van de Wet Publieke Gezondheid, Regeling 2019-nCoV, artikel 1.
ii: Artikel 7:457, eerste lid, BW
iii: Artikel 7:457, eerste lid, laatste volzin, BW
iv: Kamerstukken 2015/16 34 300-XVI nr. 161, Bijlage 1, p. 6
v: Tekst & Commentaar, Gezondheidsrecht, achtste druk, J.C.J. Dute, commentaar op artikel 22 Wet publieke gezondheid, aant. 3.
vi: Artikel 22, eerste lid, Wet publieke gezondheid
vii: Bron: media briefing over COVID-19 door WHO-chef Tedros op 11 maart 2020.
viii: Van Dale; “pandemie”
ix: Kamerstukken 2007/08, 31 316 nr. 6, p.6.
x: Artikel 22, vierde lid, Wet publieke gezondheid
xi: Kamerstukken 2007/08, 31 316, nr. 3, p. 12.
xii: Kamerstukken II 2012/13, 33 711, nr. 3, p. 1-2
xiii: Artikel 24, eerste lid, Wet publieke gezondheid