De Omgevingswet: Nu echt!

Deel I | Over de toekomst van de doelgroepenverordening 15 november 2021

In de Kamerbrief van 1 november 2021 heeft de minister laten weten dat de betrokken overheden de overtuiging hebben dat de Omgevingswet nu echt op verantwoorde wijze op 1 juli 2022 in werking kan treden.

Omgevingswet steeds dichterbij

Er zijn grote stappen gezet met het digitaal stelsel omgevingswet (DSO) en de bevoegde gezagen zijn volop aan het oefenen. Nu de Omgevingswet steeds dichter bij komt, rijzen ook steeds vaker concrete vragen over de werking van het nieuwe stelsel en het overgangsrecht. In deze bijdrage behandelen we de wijze waarop de huidige regeling van de doelgroepenverordeningen in de Omgevingswet terugkomt.

Doelgroepenverordening

In de afgelopen jaren zijn steeds meer gemeenten overgegaan tot het vaststellen van een doelgroepenverordening. Daarmee kan een instandhoudingstermijn voor sociale huurwoningen, middeldure huurwoningen en sociale koopwoningen, worden bepaald. De regeling van 3.1.2 en 1.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt weliswaar opgenomen in artikel 5.161c Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Daarin is echter bepaald dat de betreffende regels moeten worden opgenomen in het omgevingsplan en dus niet in een doelgroepenverordening. Het gevolg is dat met de inwerkingtreding van de Omgevingswet de grondslag aan de doelgroepenverordeningen komt te ontvallen. In afdeling 12.4 Bkl en hoofdstuk 22 van de Invoeringswet is niet voorzien in overgangsrecht op dit punt. De verordeningen worden ook niet van rechtswege onderdeel van het omgevingsplan.

Desgevraagd heeft het ministerie laten weten dat inderdaad de grondslag voor doelgroepenverordeningen bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt. De regels over woningbouwcategorieën in bestemmings- of exploitatieplannen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan zullen echter nog wel naar die verordeningen verwijzen of voor hun werking daarvan afhankelijk zijn. Het ministerie is van mening dat de doelgroepenverordeningen bij inwerkingtreding van de Omgevingswet op artikel 4.1 Omgevingswet kunnen berusten en buiten het omgevingsplan mogen staan.

Tweeledige werking

Het is de vraag of dit standpunt juist is. De doelgroepenverordeningen hebben immers een tweeledige werking. Enerzijds wordt daarin bepaald wanneer woningen in een bepaalde categorie vallen, hetgeen nodig is voor de werking van in bestemmingsplannen opgenomen percentages voor woningbouwcategorieën. Anderzijds scheppen de doelgroepenverordeningen zelfstandig een instandhoudingsverplichting. Hoewel oorspronkelijk wellicht beoogd was om de instandhoudingsverplichting rechtstreeks uit het Bro te laten voortvloeien (NvT Stb. 2008, 145), wordt inmiddels door de regering aangenomen dat de instandhoudingsverplichting voortvloeit uit de doelgroepenverordening zelf (NvT Stb. 2017, 172). Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan dat laatste niet langer het geval zijn, aangezien alsdan in artikel 5.161c Bkl uitdrukkelijk wordt bepaald dat de instandhoudingstermijn in het omgevingsplan moet zijn bepaald. De doelgroepenverordeningen zullen bovendien ingevolge artikel 122 Gemeentewet van rechtswege vervallen.

Gemeenten doen er al met al goed aan om tijdig te bedenken op welke wijze de regeling van de doelgroepenverordening onder de werking van de Omgevingswet terug moet komen.