Huisvestingsverordening Den Haag blijft buiten toepassing.

07 juni 2022

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een interessante uitspraak gedaan over de huisvestingsverordening van de gemeente Den Haag.

In de huisvestingsverordening was bepaald dat voor het omzetten van zelfstandige woningen in onzelfstandige woningen (verkameren) een vergunning vereist was. Daarbij gold dat een omzettingsvergunning voor 4 of meer personen voor de gehele stad onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank Den Haag laat de huisvestingsverordening van de gemeente Den Haag daarom dan ook buiten toepassing.

Wij hebben hier al vaker geschreven over het systeem van de huisvestingsverordening. Deze artikelen kunt u hier en hier teruglezen. Op basis van artikel 2 van de Huisvestingswet 2014 mag de gemeenteraad een Huisvestingsverordening opstellen indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtmatige effecten van schaarste aan woonruimte. Het gaat er daarbij om dat deze maatregelen gericht zijn op de effecten voor goedkope woonruimte. In dat geval kunnen verschillende vergunningplichten worden ingesteld, artikel 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014:

  1. Woningen een andere bestemming toekennen (bijvoorbeeld van een woning kantoor maken);
  2. Verschillende woningen samenvoegen;
  3.  Zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte om te zetten;
  4. Een woning in twee of meer woningen verbouwen;
  5. Splitsen in appartementsrechten als dit woonruimten betreft.

Den Haag had beleidsregels opgesteld om vast te stellen wanneer een omzettingsvergunning kon worden verleend. Het gaat daarbij om een vergunning waarbij een woning in meerdere onzelfstandige woningen wordt verbouwd. In deze beleidsregels is vastgesteld dat met onmiddellijke ingang de omzettingsvergunningen voor onzelfstandige woonruimten voor vier of meer personen worden geweigerd om te voorkomen dat een inbreuk wordt gepleegd op een geordend woon- en leefmilieu. De gedachte daarachter is dat bij het omzetten van een zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte (bijvoorbeeld studentenkamers) zal leiden tot meer overlast voor omwonenden. Daarnaast was gold deze vergunningplicht voor de gehele woonruimtevoorraad van de gemeente Den Haag, dus voor zowel dure, als middeldure en goedkope woningen.

De rechtbank Den Haag geeft hierover twee oordelen, allereerst geldt dat Den Haag in strijd heeft gehandeld met het beginsel van zorgvuldige besluitvorming en het motiveringsbeginsel, omdat onvoldoende onderbouwd was dat de noodzaak bestond om via een vergunningstelsel grip te houden op aanpassingen of wijzigingen in de gehele woningvoorraad. De gemeente moet dus goed onderbouwen waarom ook dure woningen onder het beschermingsbereik van de Huisvestingswet 2014 dienen te vallen.

Daarnaast oordeelt de rechtbank Den Haag dat de categorale afwijzing van omzettingsvergunningen voor vier of meer personen voor de hele stad zonder deugdelijke onderbouwing niet in stand kan blijven. Daarmee gaat de gemeente de grenzen van de redelijke beleidsbepaling te buiten.

Beide situaties doen zich niet alleen voor in de gemeente Den Haag veel andere gemeentes kennen momenteel ook een systeem waarbij sprake is van categorale uitsluiting en het aanwijzen van de gehele woningvoorraad als schaars. Een voorbeeld hiervan is de gemeente Leiden die momenteel ook een categorale afwijzing van alle omzettingsvergunningen kent. Op basis van de uitspraak van de Rechtbank Den Haag is dan ook zeer onaannemelijk dat dergelijke categorale afwijzingen stand zullen houden. Daarnaast zullen gemeenten zich extra inspanning moeten getroosten om aan te tonen dat de noodzaak bestaat alle woonruimten aan te wijzen als schaars en een vergunningplicht voor te laten gelden.