Hypotheekhouder mag ondanks bezichtigingsbeding woning niet betreden tegen wil van bewoner

13 augustus 2018

Om de onderhandse verkoop bij executieveilingen te bevorderen is bij de wetswijziging van januari 2015 in artikel 3:267a BW het bezichtigingsbeding opgenomen.

Uit een recent oordeel van de voorzieningenrechter blijkt dat dit wetsartikel niet altijd werking heeft zonder toestemming van de bewoners.

Het bezichtigingsbeding houdt in dat de hypotheekgever en eventuele gebruikers van de onroerende zaak verplicht zijn aan belangstellenden de gelegenheid te geven tot bezichtiging. Daarnaast zijn zij verplicht te dulden dat aan de zaak de gebruikelijke kennisgevingen van het te koop zijn worden aangebracht, zoals ’te koop borden’. Deze verplichtingen gelden vanaf het moment van aanzegging van de executoriale verkoop en de hypotheekhouder kan in geval van weigering de bezichting doen plaatsvinden met behulp van de sterke arm.

Uitspraak

In een recente uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter dat artikel 3:267a BW in samenhang met artikel 12 Grondwet en artikel 2 van de Algemene Wet op het Binnentreden (Awbi) echter geen bevoegdheid oplevert voor de hypotheekhouder en/of belangstellenden om de onroerende zaak zonder toestemming van de bewoner te betreden. Bovendien is er geen wettelijke grondslag op basis waarvan de voorzieningenrechter bevoegd is een machtiging af te geven voor het binnentreden van een woning.

Ontwikkeling

Onlangs is in het Staatsblad gepubliceerd dat artikel 3:267a lid 3 BW wordt gewijzigd en een nieuw artikel 550 Rv wordt ingevoerd. Hiermee wordt bewerkstelligd dat artikel 3:267a lid 3 BW in samenhang met de artikelen 444 en 550 Rv een wettelijke basis geeft om de woning tegen de wil van de bewoners binnen te treden. De dag waarop de bezichtiging plaatsvindt moet ten minste drie dagen voor de bezichtiging bij exploot worden aangekondigd.