Instructierecht werkgever onderwijs en COVID-vaccinatie

Publicatie vanuit Schoolfacilities Magazine 16 maart 2021

Inmiddels zijn er meerdere vaccins ontwikkeld en goedgekeurd door het Europese geneesmiddelenbeoordelingscomité van het EMA (European Medicines Agency) dat besmetting van COVID-19 voorkomt. Voor onderwijswerkgevers is het van groot belang dat personeel zich laat vaccineren. Mag de onderwijswerkgever personeel dat zich weigert te vaccineren opdragen zich te vaccineren?

Geen wettelijke plicht

Er is in Nederland geen wettelijke vaccinatieplicht. Iedereen in Nederland heeft het grondwettelijk recht op onaantastbaarheid van zijn of haar lichaam. Dit betekent onder meer dat de overheid niet dwingend mag opleggen welke medicijnen een persoon toegediend moet krijgen. Hierop bestaan enkele uitzonderingen die bij wet zijn geregeld. Wat betreft het COVID-vaccin is er (nog) geen wettelijke plicht tot het laten inenten.

Gerechtvaardigd belang

Hoewel geen wettelijke vaccinatieplicht voor het COVID-vaccin geldt, heeft een werkgever wel een gerechtvaardigd belang bij vaccinatiebeleid. Dat geldt zeker in het onderwijs. Met vaccinatie wordt immers voorkomen dat collega’s ziek worden en uitvallen. Ook wordt besmetting van (kwetsbare) leerlingen voorkomen. Indien werknemers gevaccineerd zijn, kan het onderwijs weer doorgaan als voorheen.

Vaccinatiebeleid

Het ligt daarom in de rede dat onderwijswerkgevers vaccinatie onder werknemers stimuleren. Dat kan door vaccinatiebeleid op te stellen waarin eenduidige informatie wordt verstrekt. De vraag die opkomt is of de werkgever in het vaccinatiebeleid aan het weigeren van een vaccinatie consequenties mag verbinden (bijvoorbeeld door in het beleid op te nemen dat nieuwe werknemers dienen aan te tonen dat zij gevaccineerd zijn of werknemers bij weigering van een vaccinatie worden herplaatst of in het uiterste geval dat hun arbeidsovereenkomst wordt beëindigd).

Reikwijdte instructierecht

Werkgevers hebben op basis van de wet een instructiebevoegdheid. Dit houdt in dat de werknemer verplicht is om zich te houden aan de redelijke voorschriften van de werkgever over ‘het verrichten van arbeid alsmede aan die welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming van de werkgever.’

De instructiebevoegdheid van werkgevers (al dan niet op basis van een protocol) wordt beperkt door de rechtmatigheid en redelijkheid van de instructie. De rechtmatigheid en redelijkheid van de instructie wordt beoordeeld aan de hand van de invulling van de belangenafweging tussen enerzijds de grondrechten van de werknemer die in het geding kunnen komen en anderzijds de noodzakelijkheid en proportionaliteit van de instructie.

Beoordeling instructie

Ter beoordeling of een instructie tot vaccinatieplicht in de vorm van een vaccinatieprotocol passend en noodzakelijk is, kan het onderwijs aansluiting zoeken bij het afwegingskader dat de Gezondheidsraad heeft opgesteld in haar rapport “Werknemers en infectieziekten – Criteria voor vaccinatie” uit 2014 in samenhang bezien met de criteria kwetsbare personen zoals gedefinieerd en opgesomd door het RIVM. Dit afwegingskader weegt de ziektelast bij derden af tegen de aanwezigheid van de beschikbare andere maatregelen om besmetting te voorkomen en eventuele nadelige gezondheidseffecten van de vaccinatie (bijwerkingen) bij de werknemer en de last die de werknemer door de vaccinatie ondervindt en/of deze in een redelijke verhouding staat tot de gezondheidswinst van derden. Naarmate de gezondheidswinst bij derden (collega’s en leerlingen) groter zal zijn en de voorziene last van de werknemer kleiner, zal de belangenafweging eerder in het voordeel van de werkgever uitvallen.