De nieuwe Wet Ambulancezorg-voorzieningen

Wat merkt de ambulancezorgprofessional daarvan? 23 maart 2021

Op 1 januari 2021 is de Wet Ambulancezorgvoorzieningen (Waz) in werking getreden. De nieuwe wet vormt de definitieve vervanger van de Wet ambulancevervoer uit 1971 en de Tijdelijke Wet op Ambulancezorg.

In het Vakblad Ambulancezorg schreven Trudie van Duin, programmamanager bij Ambulancezorg Nederland, en Josine Janson, advocaat Gezondheidsrecht bij TeekensKarstens advocaten en notarissen, over de nieuwe wet Ambulancezorgvoorzieningen. Centraal staat de vraag wat de ambulancezorgprofessional in de praktijk gaat merken van deze nieuwe wet.

Defenitieve opvolger Wav en Twaz

Op 1 januari 2021 is de Wet ambulancezorgvoorzieningen in werking getreden. De sector heeft lang op een definitieve opvolger van de Wet ambulancevervoer uit 1971 gewacht. Vanaf 2013 gold de Tijdelijke wet op de ambulancezorg (Twaz). Tijdelijk, omdat onder meer eerst duidelijk moest worden hoe de acute zorg zich verder zou ontwikkelen. Door de komst van de Wav is de Twaz vervallen.

In dit artikel beschrijven we eerst kort wat er in de Wav geregeld is. Daarna gaan we in op de inhoud en betekenis van het Besluit en de Regeling ambulancezorgvoorzieningen die, net als de Wav, ook op 1 januari 2021 in werking zijn getreden. Tot slot worden enkele belangrijke gevolgen van de veranderende wet- en regelgeving voor ambulancezorgprofessionals behandeld, te weten: gegevensuitwisseling tussen de spoedeisende hulp en ambulancezorg, de mogelijkheid tot zorgdifferentiatie en inzicht in de kwaliteit van ambulancezorg.

Wav in het kort

Het doel van de nieuwe wet is om zekerheid te bieden over ambulancezorgvoorzieningen in de toekomst en om de continuïteit en kwaliteit, waaronder innovatie, van de ambulance- zorgvoorzieningen te waarborgen. In de Wav staan onder meer bepalingen over de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancezorgvoorzieningen.

Nieuw is dat ambulancezorg wordt gezien als een ‘niet-economische dienst’. De regels met betrekking tot het vrij verkeer uit het verdrag van de Europese Unie zijn daarom niet van toepassing. Dat maakt mogelijk dat per ambulanceregio één uitvoerder voor de ambulancezorg kan worden aangewezen: de regionale ambulancevoorziening ofwel RAV. Deze RAV heeft het alleenrecht op het leveren van de ambulancezorg, met daar- bij de plicht om kwalitatief goede en tijdige zorg te leveren. In de Wav worden naast kwaliteitseisen ook eisen aan het bestuur, intern toezicht en transparantie van de RAV gesteld.

Besluit en Regeling ambulancezorgvoorzieningen

Zoals hiervoor vermeld, is per 1 januari 2021 niet alleen de Wav maar ook het Besluit en de Regeling ambulancezorgvoorzieningen in werking getreden. Wat staat hierin en wat is het verschil tussen de Wav, het Besluit en de Regeling?

De Wav is een wet in formele zin en daarmee een product van de regering en de Staten-Generaal volgens een grondwettelijke procedure. Het Besluit en de Regeling ambulancezorgvoorzieningen zijn regelgeving in materiële zin en komen tot stand door respectievelijk een besluit van de regering en van de minister. Er is dus een verschil in ontstaanswijze. In een besluit of regeling kan nadere uitwerking gegeven worden aan een wet.

Zo volgt bijvoorbeeld uit het Besluit ambulancezorgvoorzieningen welke gegevens de RAV van de spoedeisende hulp (SEH) mag ontvangen. In de Regeling worden onder meer eisen gesteld aan de RAV’s met het oog op de kwaliteit, beschikbaarheid en de tijdigheid van de ambulancezorg. In het Besluit en de Regeling staan dus – kort gezegd – de wettelijke bepalingen in detail verder uitgewerkt. Deze bepalingen kunnen gemakkelijker en sneller worden aangepast dan de wet, gezien de procedure van totstandkoming. En dat is van belang in de wereld van de acute zorg, die in beweging is en naar verwachting zal blijven. Ontwikkelingen die zich voordoen, kunnen zo in de inrichting van de ambulancezorg nader worden vormgegeven.

Enkele belangrijke gevolgen van de veranderende wet­ en regelgeving voor de ambulanceprofessional in de praktijk

Gegevensuitwisseling RAV en SEH

Door terugkoppeling van medische gegevens, zoals de diagnose gesteld op de SEH, aan de RAV, kunnen ambulancezorgprofessionals beoordelen of hun werkdiagnose juist was. Hoewel deze terugkoppeling in het kader van de verbetering van de kwaliteit van ambulancezorgverlening en het vergroten van de patiëntveiligheid van groot belang is, was het voor de RAV tot nu toe vaak niet mogelijk deze te krijgen omdat daarvoor een wettelijke grondslag ontbrak.

In de Wav is nu opgenomen dat de RAV persoonsgegevens, waaronder de categorie bijzondere persoonsgegevens over de gezondheid van de patiënt, van de SEH mag ontvangen in het kader van bewaking, beheersing en bevordering van de kwaliteit van de ambulancezorg (artikel 10 Wav). Deze terug- koppeling wordt ook wel het ‘retourbericht’ genoemd. In het Besluit is uitgewerkt welke gegevens mogen worden gedeeld (artikel 1 Besluit). Het gaat om geslacht en geboortedatum van de patiënt en inzetgegevens bestaande uit inzet- of ritnummer, ambulancenummer en patiëntnummer. De bijzondere categorie persoonsgegevens die mogen worden uitgewisseld, zijn de diagnose zoals die gesteld is op de SEH en een omschrijving bij die diagnose met nadere toelichting.

Wanneer de werkdiagnose van de ambulancezorg gelijk is aan de gestelde diagnose op de SEH, mogen alleen de inzetgegevens en een ‘akkoord werkdiagnose’ aan de RAV worden toegestuurd. Op grond van privacywetgeving mogen namelijk niet meer persoonsgegevens worden gedeeld dan in het specifieke geval noodzakelijk is ten behoeve van het doel waarvoor de gegevens worden verstrekt. In de situatie waarin de werkdiagnose en de op de SEH gestelde diagnose niet gelijk aan elkaar zijn, mogen meer gegevens worden gedeeld. Zowel de diagnose die gesteld is op de SEH als een omschrijving daarbij met nadere toelichting mogen dan in het retourbericht aan de RAV worden opgenomen, aangevuld met geslacht en geboortedatum van de betreffende patiënt.

De gegevens mogen alleen worden ingezien door de behandelend ambulancezorgprofessional en de medisch eindverantwoordelijke bij de RAV, de medisch manager ambulancezorg (MMA). Op basis van de gegevensoverdracht van de SEH naar de RAV kan de MMA zijn wettelijke taak uitvoeren. Deze taak omvat het medisch inhoudelijk beleid, het vaststellen van de bekwaamheid van ambulancezorgprofessionals en de inhoud van de scholing. Uit het Besluit volgt tot slot dat de gegevens niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk is voor het doel (kwaliteitsbewaking, -beheersing en -bevordering van de ambulancezorg) en dat de bewaartermijn maximaal 1 jaar is (artikel 2 Besluit).

Mogelijkheid tot zorgdifferentiatie

Onder de nieuwe wet- en regelgeving krijgen RAV’s meer mogelijkheden om in de zorg te differentiëren. Daarmee is het mogelijk om niet alleen af te stemmen op de behoefte van de patiënt, maar ook om een optimale inzet van de zorgcapaciteit te realiseren. Dit was nodig door de stijgende, complexer wordende zorgvragen in de ambulancezorg en arbeidsmarktkrapte. De Regeling werkt de voorwaarden voor zorgdifferentiatie nader uit (artikel 7 Regeling). Zo dient de zorg altijd te voldoen aan de geldende eisen en inzet- en uitsluitcriteria uit landelijke kwaliteitskaders, zodat de patiënt verzekerd is van de juiste zorg op het juiste moment. Ook staan voor verschillende vormen van ambulancezorg specifieke opleidings- of deskundigheidseisen vermeld. Voor de opleiding van al deze professionals is aangesloten bij de sectorale kaders.

In de Wav wordt gesproken over de ‘ambulancezorgprofessio- nal’. Dit komt omdat in de Regeling is uitgewerkt dat naast de ambulanceverpleegkundige ook de bachelor medisch hulpverlening, verpleegkundig specialist en physician assistant kun- nen worden ingezet voor spoedeisende ambulancezorg en voor hoogcomplexe niet spoedeisende ambulancezorg. Ook de func- tie van ambulanceverpleegkundige én de functies voor laag- en middencomplexe ambulancezorg, staan apart genoemd in de Regeling. Al deze functietitels blijven dus bestaan, naast de verzamelnaam van ambulancezorgprofessional.

Er is een sectoraal kader voor een landelijke pilot voor de inzet van de verpleegkundig specialist en de physician assistant
in de ambulancezorg. Hieruit volgt dat de verpleegkundig specialist en de physician assistant gedurende de pilot periode (2021 tot en met 2023) een achtergrond moeten hebben als ambulanceverpleegkundige of bachelor medisch hulpverlener. Voor de bachelor medisch hulpverlener is in de Regeling een voorbehoud opgenomen waardoor zij vooralsnog tijdelijk ambulancezorg mogen leveren.

De medische eindverantwoordelijkheid voor ambulancezorg blijft ondergebracht bij een BIG-geregistreerde arts (de MMA). Verpleegkundig specialisten en physician assistants kunnen een rol spelen in het medisch management van een RAV en ook (deel)taken van de MMA op zich nemen. De eindverantwoordelijkheid van de MMA laat onverlet dat ambulancezorgprofessionals verantwoordelijk zijn voor het eigen handelen. In de Regeling staat dan ook beschreven dat de ambulancezorgprofessional moet voldoen aan de bekwaamheidseisen die gelden voor de functie en – samen met de MMA – verantwoordelijk is voor het op peil houden van de eigen bekwaamheid.

Inzicht in de kwaliteit van ambulancezorg

Zeker in de spoedeisende ambulancezorg is tijdigheid een belangrijk punt van kwaliteit van zorg. In de huidige Regeling is opgenomen dat de RAV ernaar streeft om in de hele veiligheidsregio in 95% van de inzetten met A1-urgentie binnen 15 minuten ter plaatse te zijn (artikel 5 Regeling). In de huidige Regeling is naast de streefnorm voor de meest spoedeisende ambulancezorg ook aandacht voor andere aspecten van kwaliteit van ambulancezorg. Zo wordt benoemd dat de sector op dit moment bezig is met een verbeterde urgentie-indeling voor de ambulancezorg. Soms kan de meldkamercentralist door iets langer de tijd te nemen voor een goede uitvraag, sneller de juiste zorgverlener inschakelen. Daardoor kunnen de zorg én de inzet verbeteren. De ontwikkeling van deze verbeterde urgentie-indeling kan in de toekomst gevolgen hebben voor de huidige streefnorm zoals nu opgenomen in de Regeling.

Het Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0, waar de Regeling naar verwijst, is een beoordelingskader en verbeterinstrument voor de kwaliteit van zowel spoedeisende- als niet-spoedeisende ambulancezorg. In het Kwaliteitskader staan 26 signalen, die
een breder beeld geven van de kwaliteit dan alleen de tijdigheid van de ambulancezorg. Voorbeelden hiervan zijn: ervaringen van patiënten, infectiepreventie en de doorlooptijd in de keten bij een CVA of STEMI. Per signaal, als indicator voor kwaliteit, worden de komende jaren minimale en streefwaarden geformuleerd. Hierdoor wordt het inzicht in kwaliteit van de ambulancezorg verbeterd.

Het wachten waard!

Samengevat is met de nieuwe ambulance wet- en regelgeving meer duidelijkheid gekomen op cruciale onderwerpen en sluit de regelgeving beter aan bij de praktijk. En er is (nog) meer aandacht voor kwaliteit én tegelijkertijd ruimte voor ontwikkelingen om verbetering verder mogelijk te maken. Het binnen bepaalde kaders mogen delen van medische gegevens door de SEH, zorgdifferentiatie en het ontwikkelen van kwaliteits- signalen zijn daar goede voorbeelden van. Al met al was het wachten op de Wav het volgens ons waard!

Over de auteurs

Josine Janson is advocaat Gezondheidsrecht en werkt bij TeekensKarstens advocaten notarissen. Trudie van Duin is verpleegkundige en gezondheidswetenschapper en werkt als programmamanager bij Ambulancezorg Nederland.