Onvoorziene omstandigheden en "share the pain"

Een korte uitleg over de juridische beginselen. 21 september 2020

De termen “onvoorziene omstandigheden” en “share the pain” worden steeds vaker gehoord. Hoe zit dat juridisch? TK geeft de juridische beginselen hieronder weer.

De coronapandemie heeft overal forse gevolgen voor de economie en voor de daarin lopende commerciële contracten. Bedrijven die hun verplichtingen niet mogen nakomen of niet (geheel) kunnen nakomen. Inmiddels wordt overal druk onderhandeld over de gevolgen van de pandemie voor de commerciële contracten, zoals de huurovereenkomsten van winkel- en horecapanden. Daarbij worden de termen “onvoorziene omstandigheden” en “share the pain” steeds vaker gehoord. Hoe zit dat juridisch?

Met “onvoorziene omstandigheden” wordt niet bedoeld dat die omstandigheden feitelijk niet voorzienbaar waren, maar of sprake is van omstandigheden waarin de overeenkomst niet expliciet of impliciet voorziet. Inmiddels heeft de rechtspraak laten zien dat op zich algemeen aanvaard moet worden dat de coronacrisis een dergelijke onvoorziene omstandigheid is. Partijen zullen daar als regel geen rekening mee hebben gehouden in hun contract.

Om gevolgen te kunnen verbinden aan onvoorziene omstandigheden is als tweede vereiste in de wet opgenomen dat die omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De rechter is daarom ook weer niet te snel van oordeel dat er gevolgen moeten worden verbonden aan de overeenkomst. Een ernstige verstoring van de waardeverhouding van de wederzijdse prestaties kan zo’n omstandigheid zijn. Bijvoorbeeld als de kosten van nakoming uitzonderlijk sterk zijn gestegen of als de waarde van de prestatie voor de ander uitzonderlijk sterk is gedaald. Te denken valt aan de huur van horeca-bedrijfsruimte tijdens de lockdown. Een tweede toepassing is gevallen waarin de overeenkomst haar zin heeft verloren doordat het doel is bereikt of juist onbereikbaar is geworden, bijvoorbeeld door een overheidsmaatregel die nakoming verbiedt. Een derde toepassing is wanneer nakoming van de overeenkomst “uitermate” bezwaarlijk is geworden. Dit grenst aan “overmacht”.

De derde eis voor een beroep op onvoorziene omstandigheden is dat de onvoorziene omstandigheden niet voor rekening komen van de partij die zich erop beroept gelet op de aard van de overeenkomst of de verkeersopvattingen. De coronacrisis wordt in het algemeen niet als omstandigheid gezien die voor rekening komt van de partij die zich erop beroept. Dat moet dan wel direct in de betreffende overeenkomst zitten. De horeca-ondernemer die de huur van zijn bedrijfspand niet kan betalen, omdat hij niet open mocht, kan in beginsel wel een beroep doen op onvoorziene omstandigheden. De huurder van woonruimte die door financieel onvermogen moeite heeft om zijn huur te betalen in veel gevallen weer niet.

Is aan de voorwaarden voor een beroep op onvoorziene omstandigheden voldaan, dan kan de rechter de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden of de overeenkomst wijzigen. Dat laatste gebeurt veelal bij duurovereenkomsten, zoals huurovereenkomsten. Het toverwoord redelijkheid en billijkheid komt dan weer op tafel. Doel is eigenlijk het herstellen van het aanvankelijk overeengekomen evenwicht.

Waar ten aanzien van beide partijen niet gezegd kan worden dat de onvoorziene omstandigheden voor diens rekening moet komen, wordt steeds meer gezien dat het financiële nadeel dan over beide partijen wordt verdeeld. In beginsel 50-50. De coronacrisis wordt als een dergelijke omstandigheid gezien. Er wordt in dat verband wel gesproken over “share the pain”. De 50-50 verdeling geldt voor de “pain” als gevolg van de onvoorziene omstandigheden. Indien de risicoverdeling in het oorspronkelijke contract anders was, dan moet toepassing van dit leerstuk niet tot gevolg hebben dat een ongunstig contract voor die partij ineens gunstiger wordt of omgekeerd.