Uitbreiding van de Wet Bibob

16 september 2022

Op 1 oktober 2022 is de gewijzigde Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) in werking getreden. De wetswijziging leidt onder meer tot verruiming van de bevoegdheden tot informatiedeling tussen het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en overheden, en tussen overheden onderling. In dit artikel worden enkele voorgenomen wijzigingen besproken.

Voorkomen van het waterbedeffect

Voor de wetswijziging konden bestuursorganen aan het LBB vragen of over de betrokkene een eerder advies is uitgebracht en zo ja, met welke gevaarsconclusie. Een bestuursorgaan kon echter niet in algemene zin opvragen of er een Bibob-onderzoek liep bij een ander bestuursorgaan. De geheimhoudingsplicht van artikel 28 Wet Bibob stond daaraan in de weg.

Met de inwerkingtreding van de wetswijziging kan een bestuursorgaan dat tot toepassing van de Wet Bibob bevoegd is, opvragen of het LBB eerder tot een (ernstig) gevaar heeft geconcludeerd. Op die manier wordt het zogenoemde waterbedeffect voorkomen: de betrokkene kan niet gaan ‘shoppen’ tussen verschillende gemeenten om een bepaalde vergunning of subsidie te verkrijgen. Verder is de termijn voor hergebruik van de gevaarsconclusies verlengd van twee naar vijf jaar.

Meldplicht na intern onderzoek

Daarnaast is een meldplicht geïntroduceerd: bestuursorganen die op basis van eigen onderzoek concluderen dat sprake is van een ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, dienen dat oordeel onverwijld te melden aan het LBB. Op die manier kan een ander bestuursorgaan deze informatie bij het LBB opvragen. Opvallend is dat overtreding van de meldplicht niet gesanctioneerd wordt.

Tipfunctie nu ook voor bestuursorganen

Indien een sterk vermoeden bestaat dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, kan een bestuursorgaan een ander bestuursorgaan daarover tippen. Het OM en het LBB hadden deze tipbevoegdheid al. Tips hoeven inhoudelijk niet gemotiveerd te worden maar daaruit hoeft slechts te blijken dat toepassing van de Wet Bibob aangewezen is (meestal in een korte brief of e-mail). Met de wetswijziging is de tipfunctie uitgebreid naar bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak (zoals gemeenten). Voor de praktijk is tevens van belang dat de tip ook betrekking kan hebben op derden die zich in de zakelijke omgeving van betrokkene bevinden, zoals leidinggevenden of vermogensverschaffers.

Informatiedeling tussen bestuursorganen

Voor de wetswijziging was het op grond van de geheimhoudingsplicht van de Wet Bibob niet toegestaan om een advies of andere informatie op grond van de Wet Bibob, te delen tussen verschillende gemeenten (of andere Bibob-bevoegde bestuursorganen). Deze geheimhoudingsplicht is nu vervallen. Gemeenten kunnen nu dus onderling Bibob-informatie gaan uitwisselen. Er gelden echter wel enige voorwaarden en beperkingen. Zo moet het ontvangende bestuursorgaan eigen onderzoek verrichten naar dezelfde betrokkene of relevante derde die het verstrekkende bestuursorgaan heeft onderzocht en mogen de gegevens niet ouder zijn dan vijf jaar. Het moet gaan om gegevens uit bronnen waaruit het ontvangende bestuursorgaan ook zelf de gegevens op zou mogen vragen. Tot slot moet de informatie noodzakelijk zijn voor het eigen onderzoek van het ontvangende bestuursorgaan.

Tot slot

Het instrumentarium van de Wet Bibob en de uitbreiding daarvan kan diep ingrijpen op de rechtspositie van burgers. De gemeente vordert bij de toepassing van de Wet Bibob onder andere gegevens met betrekking tot strafrechtelijk en bestuursrechtelijk optreden, leningen, arbeidshistorie en overige financiële (privé) gegevens van de betrokkene. De Afdeling Advisering van de Raad van State adviseerde daarom in haar advies van 4 maart 2019 dat er een balans moet zijn tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en recht op privacy enerzijds en de bescherming van het openbaar belang anderzijds. Er moet met andere woorden een zeer stringent regime gelden voor de verstrekking van persoonsgegevens. Met de uitbreiding van de informatiedeling tussen onder andere bestuursorganen onderling is het nog maar de vraag in hoeverre de informatiedeling in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en noodzakelijkheid, de waarborgen van artikel 8 EVRM en de AVG.