Opmerkelijke uitspraak over inzagerecht nabestaanden

Visie Josine Janson op de uitspraak 11 november 2021

Onlangs heeft de Rechtbank Gelderland een uitspraak gedaan over het inzagerecht van nabestaanden op grond van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (artt. 7:458a en 7:458b BW). Josine Janson, advocaat gezondheidsrecht, geeft haar visie op deze haars ziens opmerkelijke uitspraak en de risico’s daarvan voor de praktijk.

In de uitspraak werd goede nazorg aan de naasten als ‘zwaarwegend belang’ aangemerkt waardoor er volgens de rechtbank sprake was van een recht op afschrift van medische informatie van de overleden patiënte. Door nazorg als ‘zwaarwegend belang’ aan te merken, wordt de grondslag van ‘zwaarwegend belang’ naar mijn mening op oneigenlijke grond opgerekt, met alle gevolgen van dien.

Ik vind dat de zorgaanbieder – een Meldkamer Ambulancezorg – juist en zorgvuldig gehandeld heeft door informatie in een nazorggesprek te geven maar verdere afgifte van medische informatie te weigeren gezien het medisch beroepsgeheim.

Openheid en goede informatievoorziening in het kader van nazorg is van groot belang. In een nazorggesprek kunnen, indien de patiënt daarmee zou hebben ingestemd, eventuele vragen van nabestaanden worden beantwoord en globale informatie over het overlijden gegeven (Kamerstukken II 2018/19, 34994, nr. 3, p. 9). Openheid in een nazorggesprek voorkomt veelal dat verzoeken tot inzage- en afschrift worden gedaan en sluit aan bij de gedachte dat niet meer gegevens moeten worden verstrekt dan noodzakelijk (zie ook: de Handreiking Inzagerecht nabestaanden van de KNMG en Patiëntenfederatie Nederland). Het geven van inzage en/of afschrift aan nabestaanden is nadrukkelijk alleen aan de orde wanneer sprake is van één van de wettelijke uitzonderingsgronden: (1) als de patiënt bij leven toestemming hiervoor heeft gegeven (2) een (mededeling van een) incident en (3) een voldoende aangetoond zwaarwegend belang. Voor de ouders en/of voogd van een overleden kind (tot 16 jaar) geldt een bijzondere regeling voor inzage (4).

De wetgever heeft bij invoering van het wettelijk recht op inzage van nabestaanden in het medisch dossier van een overleden patiënt duidelijk aangegeven dat een emotioneel belang geen zwaarwegend belang is. ‘Hoe zwaarwegend dit belang vanuit menselijk perspectief wellicht ook is, het is geen objectief belang voor inzage in het medisch dossier. Het belang van de nabestaande weegt bij rouwverwerking niet op tegen het belang van de overleden patiënt op geheimhouding’ (Kamerstukken II 2018/19, 34994, nr. 6, p. 15).

Ik vind deze uitspraak risicovol en dan niet zozeer gezien de feiten en omstandigheden in onderhavige situatie* maar wel vanwege de kans op foute gevolgtrekking voor de praktijk.

Door nazorg als een ‘zwaarwegend belang’ aan te merken, wordt de grondslag van het ‘zwaarwegend belang’ naar mijn mening op oneigenlijke grond opgerekt, met alle gevolgen van dien. Niet alleen de nabestaanden van een overleden patiënt kunnen inzage krijgen in gegevens in het medisch dossier op grond van een zwaarwegend belang. Volgens de wet kan ‘een ieder’ hier om verzoeken. Niet vergeten moet worden dat met het recht op inzage in en/of afschrift van medische gegevens van een overleden patiënt een uitzondering wordt gemaakt op het medisch beroepsgeheim. Het medisch beroepsgeheim is ook na overlijden van de patiënt van kracht en dient het algemeen belang van vrije toegang tot de gezondheidszorg. Een zorgvuldige afweging in deze blijft dus te allen tijde geboden. Het is zelfs tuchtrechtelijk en strafrechtelijk sanctioneerbaar indien een zorgprofessional zich niet aan de voor hem geldende wet- en regelgeving in dit kader houdt.

Onduidelijk is of hoger beroep wordt aangetekend tegen de uitspraak. Maar gezien de gevolgen voor de praktijk van deze uitspraak, meen ik dat een hoger beroep wél aangewezen is.

* Uit de uitspraak blijkt niet of de meerderjarige patiënte wilsbekwaam was en of de ouders bij leven als wettelijk vertegenwoordiger optraden. Hoewel de rol van vertegenwoordiger door het overlijden van een patiënt formeel eindigt, kan een voormalig vertegenwoordiger van een meerderjarige wilsonbekwame patiënt nog wel een zwaarwegend belang hebben bij inzage of afschrift van gegevens. Maar ook in deze situatie gelden in beginsel de vereisten van artikel 7:458a lid 1 sub c BW en is een emotioneel belang bij inzage of afschrift van medische gegevens van een overleden patiënt onvoldoende.