Vermindering van de arbeidsduur na twee jaar ziekte: ook aanspraak op een transitievergoeding

18 september 2018

Op 14 september 2018 heeft de Hoge Raad een baanbrekend arrest gewezen dat vergaande gevolgen zal hebben voor zowel de arbeids- als de onderwijsrechtpraktijk.

Het betrof in deze casus een docent LC, die op basis van een aanstelling voor 0,9894 fte. werkzaam was binnen een instelling voor bijzonder onderwijs, zodat niet het ambtenarenrecht maar het arbeidsrecht van toepassing was op de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.

Casus

De betreffende docent viel op enig moment uit wegens ziekte. Na twee jaar arbeidsongeschiktheid werd aan de docent een gedeeltelijke WIA-uitkering toegekend. Zoals gebruikelijk binnen het onderwijs ging de instelling vervolgens, en conform de toepasselijke cao VO, over tot ontslag direct gevolgd door een nieuwe benoeming voor 0,55 fte. in de functie Senior Leraar. De docent maakte vervolgens, gelet op het aan haar verleende ontslag dat vooraf ging aan haar nieuwe benoeming, aanspraak op een transitievergoeding.

Oordeel gerechtshof

In eerste aanleg werd door de kantonrechter naar aanleiding van dit verzoek geen volledige maar slechts een gedeeltelijke transitievergoeding aan de docent toegewezen. Het gerechtshof dacht hier echter anders over, vernietigde de beschikking van de kantonrechter en wees het verzoek van de docent om toekenning van een transitievergoeding volledig af waarna de onderwijsinstelling dus weer even opgelucht adem kon halen.

Anders dan de kantonrechter was het gerechtshof van oordeel dat de binnen het onderwijs gebruikelijke akte van ontslag en de direct daaropvolgende akte van benoeming niet waren aan te merken als een (gedeeltelijke) opzegging in de zin van art. 7:673 en 7:681 BW. De omzetting van het dienstverband naar een dienstverband met een lagere deeltijdfactor betrof geen (gedeeltelijk) einde aan de reeds bestaande arbeidsovereenkomst, aldus het hof. Het hof nam daarbij mee dat de gewijzigde nieuwe aanstelling in nauw overleg met de docente tot stand was gekomen, partijen hierover gezien de spoedige ondertekening van de nieuwe akte van benoeming kennelijk ook snel overeenstemming hadden bereikt en de aanstelling het maximale betrof waartoe de docent op medische gronden in staat was. Kortom, al deze omstandigheden maakten dat geen sprake was van een opzegging in de zin van de wet, zodat er ook geen aanspraak was op een (gedeeltelijke) transitievergoeding.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft het arrest van het hof echter weer vernietigd. Dit arrest is opvallend omdat de wet helemaal niet voorziet in een gedeeltelijke transitievergoeding wanneer de arbeidsduur wordt verminderd. Desalniettemin oordeelde de Hoge Raad toch dat de mogelijkheid van gedeeltelijk ontslag, met daaraan gekoppeld de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding, wel moet worden aanvaard. De Hoge Raad is van oordeel dat daar aanleiding voor is in bijzondere gevallen waarin door omstandigheden gedwongen wordt overgegaan tot een substantiële (waaronder door de Hoge Raad wordt verstaan tenminste 20%) en structurele (oftewel een naar redelijke verwachting blijvende) vermindering van de arbeidstijd van de werknemer. Hierbij denkt de Hoge Raad aan het noodzakelijkerwijs gedeeltelijk vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en aan blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De Hoge Raad komt tot deze opvallende conclusie omdat gevolgen van het mislopen van een deel van de transitievergoeding door een vermindering van de arbeidsduur na arbeidsongeschiktheid of bedrijfseconomische omstandigheden op grond van het wettelijke stelsel niet voor rekening van de werknemer zou moeten komen.

Gevolgen arbeidsrecht- en onderwijspraktijk

De Hoge Raad spreekt weliswaar over bijzondere gevallen maar de verwachting is dat veel werknemers, zowel binnen de onderwijssector als ook daarbuiten, wiens arbeidsduur wordt verminderd na twee jaar ziekte of na een regorganisatie aanspraak zullen gaan maken op een gedeeltelijke transitievergoeding. Werkgevers hoeven zich gelukkig geen zorgen te maken over een hausse aan oude gevallen. Op een transitievergoeding moet namelijk binnen drie maanden aanspraak worden gemaakt. Na deze periode is de aanspraak verjaard.

Werkgevers die wel worden geconfronteerd met nog niet verjaarde of nieuwe aanspraken op een gedeeltelijke transitievergoeding – vanwege de vermindering van de arbeidsduur na twee jaar ziekte – kunnen mogelijk na 1 april 2020 gebruikmaken van de compensatieregeling uit hoofde van het recent aangenomen wetsvoorstel voor de compensatie van de transitievergoeding bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid waarover wij u eerder hebben bericht. Aangezien bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel alleen nog geen rekening is gehouden met de gevallen waarmee werkgevers na de uitspraak van de Hoge Raad geconfronteerd kunnen worden, is het nog even afwachten of deze nieuwe gevallen ook onder de compensatieregeling kunnen worden geschaard. Hierover zullen wij u uiteraard op de hoogte houden.