Onlangs oordeelde de rechtbank Amsterdam over de verwerking van persoonsgegevens met een journalistieke inslag. In het vonnis werd ingegaan op de vraag of de verwerking van persoonsgegevens op een website met journalistieke inslag was toegestaan op grond van de uitzonderingsgrond van art. 43 lid 2 van de Uitvoeringswet AVG (‘UAVG’).
Een uitzondering op de AVG is de verwerking van persoonsgegevens wanneer deze voor journalistieke doeleinden plaatsvindt. Omdat in het artikel het begrip journalistieke doeleinden niet als zodanig is gedefinieerd, geeft het vonnis inzicht in de wijze waarop omgegaan wordt met deze uitzonderingsgrond.
Wat was er aan de hand?
De verweerder publiceert op een website artikelen over misstanden in de mediawereld. Ook is op de website een reeks artikelen over de verzoeker gepubliceerd waarbij zijn persoonsgegevens (naam en geboortedatum) zijn verwerkt. Een foto van de verzoeker is ook op de website van de verweerder gepubliceerd. In één van de publicaties van de verweerder staat vermeld dat verzoeker producten verkoopt aan gedetineerden en de gedetineerde daarbij oplicht. De verzoeker heeft op grond van de AVG gevraagd om verwijdering van zijn persoonsgegeven van de website van de verweerder. Op dit verzoek krijgt hij geen antwoord van de verweerder, waarna de verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend bij de rechtbank.
Wat wordt er gevorderd?
Omdat de verwerking van zijn persoonsgegevens in strijd zou zijn met artikel 5 lid 1 sub c AVG, vraagt de verzoeker verwijdering van zijn persoonsgegevens van de website van verweerder. De verzoeker is van mening dat de artikelen onnodig beledigend van aard zijn en om die reden in strijd zijn met het uitgangspunt van de AVG: het verwerken van gegevens moet toereikend zijn, ter zake dienend zijn en beperkt zijn tot wat noodzakelijk is voor de doelen waarvoor de gegevens worden verwerkt. Verzoeker vordert een bedrag van € 40.000,– aan immateriële schade omdat hij vindt dat de handelwijze van de verweerder onrechtmatig is.
Wat zegt de AVG?
Het beginsel van gegevensverwerking wordt gegeven In hoofdstuk 1 van de AVG. Artikel 5 AVG stelt dat iedere verwerking van persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en beperkt moet zijn tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. Artikel 5 lid 1 sub AVG bepaalt verder dat de verwerking van persoonsgegevens zo minimaal mogelijk moet zijn.
Artikel 17 AVG stelt dat de betrokkene recht heeft op het wissen van zijn persoonsgegevens in een beperkt aantal situaties. Als de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens niet wist, kan de betrokkene een verzoekschriftprocedure aanhangig maken op grond van artikel 35 van de UAVG en daarin verzoeken tot het wissen van zijn persoonsgegevens.
In de UAVG worden de uitzonderingen op de AVG behandeld. Artikel 43 UAVG stelt dat hoofdstuk 3 van de AVG (rechten van betrokkenen) niet van toepassing is op verwerkingen voor journalistieke doeleinden. Het begrip journalistiek wordt echter niet nader uitgelegd in de AVG en de UAVG.
Wat oordeelt de rechtbank?
De rechtbank zoekt aansluiting bij considerans 153 van de AVG voor de definitie van journalistieke doeleinden. Hierin is bepaald dat het belang van het recht van vrijheid van meningsuiting in elke democratische samenleving, waaronder journalistiek ook valt, ruim moet worden uitgelegd. De rechtbank oordeelt dat de website van de verweerder onder het begrip journalistiek valt. Het beoogde doel van de website is vermoedelijke misstanden bekritiseren en openbaar maken. Daardoor valt de verwerking van de persoonsgegevens op de website volgens de rechtbank onder journalistieke exceptie van art. 43 UAVG. De rechtbank heeft geen uitlatingen gedaan over mogelijke voorafgaande normatieve waardering aan het begrip journalistiek.
De rechtbank laat zich kort uit over het vorderen van schadevergoeding in een verzoekschriftprocedure. Daarvoor is in een verzoekschriftprocedure geen plaats en is de dagvaardingsprocedure de aangewezen route. In zo’n procedure kan de vraag rijzen of de verweerder heeft gehandeld in strijd met de beginselen van gegevensverwerking (art. 5 AVG), omdat de journalistieke exceptie van art. 43 UAVG daarop geen uitzondering is. De verzoeker krijgt gelegenheid zijn verzoekschrift aan te vullen en te verbeteren zodat de procedure kan worden voortgezet.
Wat leren we hieruit?
Een succesvol beroep op de journalistieke exceptie in de zin van art. 43 UAVG lijkt niet alleen toepasbaar in geval van beroepsmatige journalisten, maar lijkt eveneens open te staan voor hobbyisten die op hun website blogs publiceren. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat schadevergoeding op basis van de AVG niet mogelijk is in een verzoekschriftprocedure. Ondanks het feit dat art. 82 AVG uitdrukkelijk openlaat dat betrokkene het recht heeft om van de verwerkingsverantwoordelijke schadevergoeding te ontvangen voor de geleden immateriële, kan dat uitsluitend in een dagvaardingsprocedure worden gevorderd.
Uit het vonnis van de rechtbank blijkt niet of de rechtbank de foto van de betrokkene op de website van verweerder heeft meegenomen in het oordeel. Een foto waarop een betrokkene herkenbaar is afgebeeld, wordt namelijk aangemerkt als een bijzonder persoonsgegeven. Art. 9 AVG bepaalt dat verwerking van bijzondere persoonsgegevens is verboden, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke een beroep kan doen op één van de tien uitzonderingsgronden zoals beschreven in art. 9 lid 2 AVG.
De journalistieke exceptie van art. 43 UAVG is niet van toepassing op de verwerking van een bijzonder persoonsgegevens. Het is dus de vraag of de verweerder de verwerking van de bijzondere persoonsgegevens op één van uitzonderingsgronden van art. 9 lid 2 moet baseren. Indien de verweerder dit niet kan, dan lijkt de verwerking niet overeenkomstig met de AVG. Wil de verzoeker succes hebben in een dagvaardingsprocedure dan lijkt het zinvol om de grondslag voor de verwerking van de foto voor te leggen aan de rechter.