Omgang met een verzoek van een betrokkene in de jeugdzorg

23 februari 2021

Kwesties over het verlenen van jeugdzorg aan minderjarigen en de betrokkenheid van diens gezaghebbende ouder(s) kunnen complex zijn. Dat blijkt ook weer uit een recente kwestie uit de praktijk.

In deze kwestie wendt één van de gezaghebbende ouders zich tot de jeugdhulpverlener en doet een eenzijdig verzoek om een afschrift van het dossier van de minderjarige. De vraag die speelde was of de jeugdhulpverlener de andere ouder hierover moet informeren. Moet de jeugdhulpverlener in alle gevallen aan dit eenzijdige verzoek van de betrokkene voldoen? En is de jeugdhulpverlener gehouden andere betrokkene(n) over dit verzoek te informeren?

Een gezaghebbende ouder kwalificeert als “betrokkene” in de zin van artikel 7.3.1, tweede lid, Jeugdwet. Op grond van de Jeugdwet is de jeugdhulpverlener in beginsel verplicht inzage in of afschrift van de gegevens uit het dossier te verstrekken als de betrokkene daarom verzoekt, ook als dat verzoek eenzijdig is. De verstrekking blijft alleen achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. Als dat niet is gebleken en er ook geen sprake van is, dan is de jeugdhulpverlener verplicht te voldoen aan het (eenzijdige) verzoek tot inzage in of afschrift van het dossier van de minderjarige.

Het Centraal Tuchtcollege (hierna te noemen: CTG) oordeelde in de uitspraak van 15 oktober 2020 (ECLI:NL:TGZCTG:2020:177), kort gezegd, dat indien een betrokken derde een vertrouwelijk verzoek doet aan de hulpverlener, de hulpverlener toestemming aan diegene moet vragen als hij de patiënt en diens gezaghebbende ouder over dit verzoek wilt inlichten. Met name vanwege het vertrouwelijke karakter van het verzoek. De hulpverlener in kwestie, een GZ-psychologe, heeft volgens het CTG in strijd gehandeld met de voor haar geldende wet- en regelgeving door de minderjarige patiënte – en diens gezaghebbende moeder – zonder toestemming van de niet-gezaghebbende vader in te lichten over zijn verzoek dat vertrouwelijk van aard was.

De door het CTG vastgestelde handelswijze kan mijns inziens worden vertaald naar de situatie waarin een jeugdhulpverlener jeugdhulp verleent aan een minderjarige, jonger dan twaalf jaar, wiens gezaghebbende ouders wettelijk gescheiden zijn en een van de ouders een verzoek doet tot inzage in en afschrift van het dossier van de minderjarige.

De jeugdhulpverlener niet verplicht is om de andere gezaghebbende ouder te informeren over het eenzijdige verzoek van de verzoekende ouder tot inzage in of afschrift van het dossier van de minderjarige. Omwille van de transparantie is het zorgvuldig om de andere gezaghebbende ouder in eerste instantie hierover te informeren. Dit is anders als er tussen de betrokken ouders een gespannen verhouding bestaat of als de betrokken ouders wettelijk zijn gescheiden. In die gevallen is het raadzaam dat de jeugdhulpverlener de andere ouder hierover niet informeert anders dan met toestemming van de verzoekende ouder. Het getuigt van zorgvuldigheid om eerst toestemming te vragen aan de verzoekende ouder alvorens hij of zij zich wendt tot de andere ouder.