Wanbeleid leidt niet automatisch tot persoonlijke aansprakelijkheid

Volgens een recente uitspraak van het Hof Amsterdam 08 oktober 2020

Een recente uitspraak geeft aan dat een beoordeling van wanbeleid van de Ondernemingskamer niet automatisch leidt tot persoonlijke aansprakelijkheid van het bestuur van diezelfde organisatie.

In een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer kan worden vastgesteld dat er binnen een organisatie sprake is (geweest) van wanbeleid. De Ondernemingskamer kan in dat geval ingrijpen, bijvoorbeeld door de bestuurder(s) te ontslaan of aandelen in beheer te geven bij een beheerder. Een vraag die in de praktijk regelmatig opkomt is of de conclusie van de Ondernemingskamer dat er sprake is (geweest) van wanbeleid binnen een bestuur, automatisch betekent dat de bestuurder(s) persoonlijk aansprakelijk is/zijn. Het Hof Amsterdam heeft onlangs bevestigd dat dit automatisme niet van toepassing is. Voor persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders gelden andere eisen dan voor de vaststelling van wanbeleid door de Ondernemingskamer.

De feiten

Equity Trust was één van de bestuurders van Cancun II. Cancun II was de aandeelhoudster in Efesyde. In Efesyde zou een hotel worden ontwikkeld in Mexico. Bij de ontwikkeling en exploitatie van het hotel is – kort gezegd – veel misgegaan. De Ondernemingskamer heeft op 19 juli 2012 in een enquêteprocedure tussen deze partijen vastgesteld dat er was gebleken van wanbeleid binnen Cancun II (ECLI:NL:GHAMS:2012:BX4160). De Hoge Raad liet dit oordeel in 2014 in stand (ECLI:NL:HR:2014:808). Equity Trust was inmiddels per 18 januari 2010 afgetreden als bestuurder van Cancun II.

Naast de enquêteprocedure is Cancun II een aansprakelijkheidsprocedure gestart tegen Equity Trust, waarin zij stelde dat Equity Trust tekort was geschoten in de behoorlijke vervulling van haar bestuurstaken en dat haar daarvan een ernstig persoonlijk verwijt viel te maken. Om deze reden eiste Cancun II schadevergoeding. Cancun II begrootte haar schade op ruim 83 miljoen Dollar. In eerste aanleg werden de vorderingen van Cancun II door de rechtbank Amsterdam in haar vonnis van 2 augustus 2017 afgewezen (ECLI:NL:RBAMS:2017:5402). Tegen deze uitspraak ging Cancun II in hoger beroep.

Bij het Hof Amsterdam draaide het onder meer om de vragen: (1) of het bij bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW gaat om collegiale (gezamenlijke) aansprakelijkheid van het bestuur, zodat niet per individuele bestuurder een ernstig persoonlijk verwijt behoeft te worden vastgesteld en (2) of het juist is dat, zoals door de rechtbank was geoordeeld, het oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake was van wanbeleid nog niet met zich mee brengt dat (op voorhand) vaststaat dat een bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken.

Uitspraak hof

Het Hof volgde Cancun II in haar redenering ten aanzien van de eerste vraag en nam het volgende uitgangspunt aan:

Het hof stelt voorop dat bij interne bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:9 (oud) BW, waarbij – zoals hier, gelet op de inhoud van de verwijten van Cancun II aan Equity Trust – de algemene gang van zaken aan de orde is, geldt dat indien het bestuur of een bestuurder door de vennootschap vanwege zijn taakvervulling een ernstig verwijt te maken valt, álle bestuurders (collectief) jegens haar aansprakelijk zijn wegens onbehoorlijk bestuur, behoudens individuele disculpatie. Of sprake is van een ernstig verwijt dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het bestuur alsmede elke bestuurder is gehouden om zich te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en om zorgvuldigheid te betrachten jegens al degenen die bij de vennootschap en haar onderneming zijn betrokken, ongeacht op wiens voordracht een bestuurder is benoemd. De omstandigheid dat Equity Trust een trustkantoor is, maakt in beginsel niet dat aan haar taakuitoefening lichtere of andere eisen dienen te worden gesteld.

Het feit dat Equity Trust een trustkantoor is maakte haar verantwoordelijkheid als bestuurder niet anders. De hoofdregel dat bestuurders als collectief bestuur verantwoordelijk (en aansprakelijk) zijn geldt ook voor een trustkantoor. Er kunnen zich wel omstandigheden voordoen op grond waarvan een trustkantoor zijn aansprakelijkheid met succes kan betwisten (disculpatie).

Voor wat betreft de vraag in hoeverre het oordeel van de Ondernemingskamer dat er sprake is van wanbeleid mee wordt gewogen voor de vraag of sprake is van aansprakelijkheid van een bestuurder overwoog het Hof als volgt:

Het oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake is geweest van wanbeleid brengt voorts niet zonder meer mee dat Equity Trust aansprakelijk is jegens Cancun II ex artikel 2:9 (oud) BW (of uit hoofde van de managementovereenkomst) of dat dit voorshands moet worden aangenomen. Dit wordt niet anders doordat de Ondernemingskamer Equity Trust en haar medebestuurders op de voet van artikel 2:354 BW in de kosten van het onderzoek heeft veroordeeld. Het oordeel van de Ondernemingskamer dient bij de onderhavige aansprakelijkheidsprocedure in aanmerking te worden genomen en kan, mede gelet op de inhoud van het door de onderzoekers opgestelde verslag en het in de procedure bij de Ondernemingskamer gevoerde debat, bewijsrechtelijke betekenis hebben.

Na een uitvoerige toetsing van de feiten aan de juridische eisen voor persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder stelde het Hof vast dat de door Cancun II aan Equity Trust gemaakte verwijten geen ernstig persoonlijk verwijt opleverden. Equity Trust is volgens het Hof daarom niet aansprakelijk.

Conclusie

Interessant aan deze uitspraak is het feit dat een oordeel van de Ondernemingskamer dat sprake is van wanbeleid niet direct leidt tot het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid. Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW moet sprake zijn van een ernstig persoonlijk verwijt. Een uitspraak van de Ondernemingskamer waarin het oordeel ‘wanbeleid’ wordt gegeven is wel relevant bij de beoordeling van de feiten door de aansprakelijkheidsrechter, maar niet direct doorslaggevend.

Belangrijk is om te onthouden dat de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer gericht is op het herstellen van de goede verhoudingen binnen een vennootschap, het verkrijgen van opening van zaken en het vaststellen bij wie de verantwoordelijkheid berust voor eventueel wanbeleid. In deze context kan de Ondernemingskamer maatregelen nemen die in het belang zijn van de vennootschap. De enquêteprocedure gaat niet over de mogelijke (persoonlijke) aansprakelijkheid van bestuurders voor de schade die het gevolg is van het wanbeleid.