Wat houdt het Nationaal Programma Landelijk Gebied in?

22 juni 2022

De afgelopen weken zijn boerenprotesten weer veelvuldig in het nieuws geweest. Nieuwe stikstofplannen moeten de uitstoot van stikstof op Natura2000-gebieden flink reduceren. Daartoe heeft de Minister voor Natuur en Stikstof op 10 juni 2022 de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied aan de tweede kamer aangeboden. Wat houdt een dergelijk programma in en wat zullen de gevolgen zijn?

Verschillende bestuurslagen (provincie, gemeenten, waterschappen en Rijk) kunnen beleid neerleggen in een programma. Onder de omgevingswet is een programma soms verplicht. Het programma bevat verschillende maatregelen die moeten leiden tot het behalen van een bepaald doel met betrekking tot de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (hierna: NPLG) zal een voorbeeld van een dergelijk programma worden. In het NPLG geeft het Rijk aan welke opgaven en maatregelen gelden op het gebied van natuur, stikstof, landbouw, water, bodem en klimaat.

Een dergelijk programma bevat geen concrete regels waar anderen dan het vaststellend overheidsorgaan zich aan moeten houden, maar bindt wel dat overheidsorgaan zelf bij het opstellen van nadere regels. Een provinciaal programma zal er bijvoorbeeld doorgaans toe leiden dat de omgevingsverordening van de provincie aan de uitgangspunten en maatregelen van het programma zal moeten gaan voldoen.

Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied

De startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied, waar momenteel veel ophef over bestaat zal de concrete opgaven en maatregelen voor onder andere stikstofreductie bevatten. In 2030 zal 74% van het totale gebied dat door Natura 2000-gebieden wordt beslagen onder de zogenaamde kritische depositiewaarde moeten liggen. Dit volgt uit het coalitieakkoord, waarbij eerder deze doelstelling op 2035 lag. Deze kritische depositiewaarde is de hoeveelheid stikstofdepositie die een ecosysteem over langere tijd kan verdragen zonder dat significante schade optreedt aan de structuur of het functioneren van het systeem. Concreet betekent dit dat het NPLG doelstellingen bevat van de provinciale reducties die verwezenlijkt moeten worden. Dat betekent bijvoorbeeld voor Noord- en Zuid-Holland dat het percentage NH3 (ammoniak) met 41% zal moeten worden gereduceerd. Dat is een aanzienlijke opgave.

De planning is dat het Rijk in het NPLG de kerndoelen weergeeft. Daarbij worden de richtinggevende stikstofdoelen per gebied toegelicht. Het NPLG zal deze kendoelen verder uitwerken tot regionale doelen en de keuzes maken hoe deze doelen bereikt moeten worden. Dit geeft dan ook de richting aan voor programma’s die de provincies op moeten stellen. De provincies zullen deze doelstellingen concreet vorm moeten gaan geven. Het NPLG bevat het indicatieve kader, waarbij overigens randvoorwaarden worden meegegeven, de provincies en gemeenten zullen de verdere uitwerking moeten vormgeven.

De huidige planning is dat in het voorjaar van 2023 een uitgewerkt ontwerpprogramma voor het NPLG is gemaakt. Daarbij hoort ook een opgesteld planMER (milieueffectrapportage) en in juli moeten de brede provinciale gebiedsprogramma’s gereed zijn. Het is mogelijk op de planMER te reageren. Deze documenten zullen dan weer worden gebruikt om de regels op lagere bestuursniveaus verder uit te werken en concreet te bepalen welke maatregelen waar moeten worden genomen.

Gevolgen voor boeren

In de startnotie NPLG staan de concrete gevolgen voor landbouwers. In de buurt van zeer overbelaste Natura 2000-gebieden, het gaat dan vooral om veenweidegebieden en kwetsbare beekdalen (denk aan de Veluwe en gebieden in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht), zal het aantal boeren moeten afnemen. Daarbij geeft het NPLG aan dat het niet mogelijk is dat alle landbouwers die nu actief zijn daar in de toekomst daar ook actief kunnen blijven. Daarbij zal het met name gaan om veehouders.
Een andere maatregel die genomen zal moeten worden is dat veel landbouwers zullen moeten gaan extensiveren. Er mogen minder dieren worden gehouden per hectare of in een stal. Daarbij wordt ook benadrukt dat met name in de veenweidegebieden, de Natura 2000-gebieden, de grondwaterbeschermingsgebieden, de kwetsbare beekdalen en de overgangsgebieden rond Natura 2000-gebieden, grote opgaven kennen. Agrariërs zullen daar aanzienlijke bedrijfsbeperkingen kunnen verwachten en de ontwikkelingsmogelijkheden zullen sterk beperkt worden.

Ten slotte is een mogelijke oplossing voor sommige gebieden om bedrijven te verplaatsen. Dat zal echter niet voor alle boerenbedrijven mogelijk zijn, omdat een verplaatsing tot gevolg kan hebben dat de stikstofbelasting op een ander gebied hoger wordt. Verwacht zal worden dus dat het aantal landbouwbedrijven in de komende acht jaar sterk zal worden gereduceerd.

Conclusie

Voor agrariërs is het van belang om de ontwikkelingen de komende tijd in de gaten te houden. De provincies zullen nu ook aan zet zijn en (mede) de gebiedsprogramma’s moeten gaan opstellen en uitwerken.