Eindrapport “Energietransitie versnellen met de Omgevingswet”

Uitstel betekent niet direct vertraging energietransitie. 09 juni 2020

Medio 2018 is door het Ministerie van BZK opdracht gegeven aan een consortium, bestaande uit Platform31, Antea Group, Rho adviseurs, TNO, Over Morgen en Rebel, om samen met acht pilot gemeenten en ruim twintig gemeenten in een tweede ring, te werken aan de versnelling van de energietransitie met inzet van instrumenten uit de Omgevingswet. Op 8 april 2020 is het eindrapport gepubliceerd.

Uitkomsten van het rapport

Het rapport biedt niet alleen interessante lessen uit de pilots, maar geeft tevens een mooi overzicht van de instrumenten uit de Omgevingswet die zullen worden ingezet om de energietransitie te realiseren.

Download hier het rapport.

De energietransitie vraagt een flinke inspanning van gemeenten om duurzame energieprojecten te stimuleren en mogelijk te maken. Deze projecten vergen een ruimtelijke inpassing. Met het op 28 juni 2019 gepubliceerde Klimaatakkoord hebben de lokale en regionale overheden, verenigd in de dertig energieregio’s, een belangrijke regierol gekregen. In de regionale energiestrategieën (RES) maken deze overheden afspraken over de opwekking van warmte en elektriciteit, opslag- en energie-infrastructuur, alternatieve energiebronnen en kansen voor energiebesparing. Op uiterlijk 1 oktober 2020, welke datum vanwege de coronacrisis enkele maanden werd verschoven, worden de conceptversies van de RES per regio voor doorrekening aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aangeboden. Daarnaast wordt door gemeenten gewerkt aan de Transitievisie Warmte (TVW), die uiterlijk op 31 december 2021 gereed moet zijn.

De RES en de TVW moeten vervolgens worden uitgewerkt in de (toekomstige) gemeentelijke omgevingsvisie, het omgevingsplan en programma’s en het daarin opnemen van omgevingswaarden. In het rapport wordt vanuit de verschillende pilotprojecten op de mogelijkheden van deze instrumenten ingegaan. De pilotgemeenten zien vooral meerwaarde in het gebruik van programma’s. Enerzijds zijn gemeenten nog zoekende. Zowel de energietransitie als de Omgevingswet is nieuw en daarom onbekend. Anderzijds wordt aangegeven dat ook de huidige instrumenten, zoals die met name via de Crisis- en herstelwet zijn vormgegeven, al veel mogelijkheden bieden. In het rapport wordt geconcludeerd dat huidige energie wet- en regelgeving, waaronder de Gaswet en de Warmtewet, de mogelijkheid tot verplichting van aardgasvrij op dit moment nog in de weg zitten. De energiewetgeving is nog volop in ontwikkeling en loopt niet altijd synchroon met de timing van (de invoering van) de Omgevingswet. Voor de gemeenten is het lastig, omdat ze de combinatie van deze wetten nodig heeft om ‘stappen’ te kunnen zetten, aldus het rapport.

In het pilottraject stonden de volgende acht specifieke vragen centraal, die elk door één pilot zijn geadopteerd. Deze vragen worden beantwoord in hoofdstuk 4.

  1. Hoe ziet een programma energietransitie, op het niveau van een wijk, stadsdeel, gemeente eruit? (Goes)
  2. Het omgevingsplan is het centrale kerninstrument, waarin alle regels over (activiteiten in de) fysieke omgeving een plaats moeten krijgen. Hoe worden de transitievisie warmte en warmteplannen hierin opgenomen/verwerkt? (Den Haag)
  3. Het omgevingsplan is het centrale kerninstrument, waarin alle regels over (activiteiten in de) fysieke omgeving een plaats moeten krijgen. Hoe wordt de RES hierin opgenomen/verwerkt? (Zoeterwoude)
  4. Vindt aanwijzing van gebieden voor aardgasloze wijken plaats in het omgevingsplan? En welke belemmeringen of knelpunten geeft de Gaswet? (Maastricht)
  5. Hoe kan worden voorkomen dat de energietransitie sectoraal wordt benaderd, terwijl het één van de opgaven in het gebied is? (Boxtel)
  6. Welke besluiten (voor welke activiteiten) zijn nodig om een wijk aardgasvrij te maken en welke rol spelen de diverse kerninstrumenten daarbinnen? (Groningen)
  7. Hoe en waar leg je de samenwerking (tussen gemeente, bedrijven en burgers) vast? Welke instrumenten van de Omgevingswet kun je hiervoor gebruiken? (Tilburg)
  8. Welke knelpunten komen er uit de Mijnbouwwet en hoe kunnen de beoordelingsregels voor geothermie opgenomen worden in het omgevingsplan (incl. cumulatieve effecten)? (Súdwest-Fryslân)

Daarnaast stonden zes generieke en pilot-overstijgende vragen centraal, die worden beantwoord in hoofdstuk 5:

  1. Welke kansen en beperkingen biedt de Omgevingswet voor (het versnellen van) de energietransitie?
  2. Op welke manier kunnen de kerninstrumenten omgevingsvisie, programma en omgevingsplan worden ingezet en wat is de relatie tussen deze instrumenten?
  3. Welke nieuwe mogelijkheden biedt het instrument omgevingsplan in relatie tot de energietransitie in het algemeen en specifieke opgaven daarbinnen, zoals ‘van het gas los’, opwekken van hernieuwbare energie (windturbines, geothermie, bodemenergie, zonne-energie, warmtenetten)?
  4. Hoe kan worden voorkomen dat energietransitie sectoraal wordt benaderd, terwijl het één van de opgaven is in het gebied is?
  5. Is er een tool beschikbaar waarmee gemeenten relatief eenvoudig op gemeentelijk of gebiedsniveau keuzes kunnen maken in relatie tot energietransitie?
  6. Is het mogelijk dat op basis van de pilots knelpunten worden geconstateerd in wet- en regelgeving? En waar bevinden deze knelpunten zich in de Omgevingswet/AmvB’s? Allemaal vanuit het oogpunt: CO₂-reductie en energietransitie.

Uitstel betekent niet direct vertraging

Inmiddels is de inwerkingtreding van de Omgevingswet uitgesteld tot 1 januari 2022. Gelet op het feit dat in het rapport wordt geconcludeerd dat nog veel behoefte bestaat aan verdere concretisering van de instrumenten van de Omgevingswet en aanpassing van bestaande wetten, die niet in de Omgevingswet meegenomen worden zoals de Warmtewet, alsmede de constatering dat ook met de huidige wetgeving al veel mogelijk is, hoeft dit uitstel niet per se tot vertraging van de energietransitie te leiden. Daarvoor is uiteraard wel nodig dat gemeenten onverminderd vaart blijven zetten achter de RES, de TVW en de voorbereiding van de omgevingsvisie.