Het gezag van een algoritme en de invloed daarvan op platformarbeid dwingt tot nieuwe regelgeving.
De taxichauffeurs die hun diensten via Uber aanbieden zijn geen zelfstandige ondernemers. Uber moet de chauffeurs betalen volgens de taxi-cao en per direct in dienst nemen. Dit volgt uit de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam 13 september 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5029.
De taxichauffeurs worden gekwalificeerd als werknemers en hebben daarom recht op een arbeidsovereenkomst. De gezagsverhouding tussen platformaanbieder en platformwerker stond centraal in deze uitspraak, nu voor een arbeidsovereenkomst sprake moet zijn van gezag. In de uitspraak wordt gesproken over een ‘moderne gezagsverhouding’.
De moderne gezagsverhouding heeft het gezagscriterium verruimd naar het tijdperk waarin we nu leven waar platformaanbieders een meer indirecte en vaak digitale invulling geven aan hun controle op hun platformwerkers. In de Uber-uitspraak is deze lijn overgenomen uit de Conclusie van de Advocaat-Generaal De Bock bij de zaak Gemeente Amsterdam/X. Uber voert haar ‘moderne gezag’ uit door haar chauffeurs te verplichten om gebruik te maken van de Uber-app. Deze app kent een algoritme dat een disciplinerende en instruerende werking heeft. Chauffeurs die veelvuldig ritten weigeren, kunnen worden uitgesloten van de app. Aan de andere kant staan de chauffeurs die een hoge rating hebben verkregen door positieve feedback van klanten. Met een hoge rating krijg je toegang tot aantrekkelijke ritten die meer geld kunnen opleveren. Het algoritme van Uber bepaalt dus de mogelijkheden voor de chauffeurs, waardoor er een gezagsverhouding ontstaat. Een moderne gezagsverhouding om wel te verstaan, nu een algoritme de dienst uit maakt.
Na de Deliveroo-uitspraak van begin 2021 kwam het niet als een verrassing dat Uber, eveneens platformaanbieder, als werkgever zou worden aangemerkt. De Hoge Raad zal in het geval van Deliveroo zich nog buigen over de vraag of de platformwerkers daadwerkelijk werknemers zijn. Interessant bij de zaak van Uber is echter het punt dat de gezagsverhouding in stand wordt gehouden door een algoritme. Dit geeft aan dat het ‘moderne gezagscriterium’ nog steeds in ontwikkeling is. De verruiming van het gezagscriterium past in de lijn die nationaal en internationaal is ingezet: meer bescherming voor platformwerkers.
Het Europees Parlement heeft na de Uber-uitspraak een resolutie op 9 december 2021 aangenomen waarin de Europese wetgever wordt aangemaand om te zorgen voor bescherming van de platformwerkers in de EU. Er zal een rechtsvermoeden bestaan van een arbeidsovereenkomst wanneer er sprake is van een platform dat de prestatie van de platformwerker beheerst. Hier zal aan voldaan zijn als aan minimaal twee van de vijf criteria van de richtlijn wordt voldaan, zoals ‘effectively determining, or setting upper limits for the level of remuneration’ en ‘supervising the performance of work or verifying the quality of the results of the work including by electronic means’. De nieuwe regels uit de richtlijn zullen waarschijnlijk niet eerder gelden dan in 2024/2025. Platformaanbieders hebben dus nog tijd om hun businessmodellen te wijzigen, maar zij verwachten als gevolg daarvan een groot verlies van banen. Duidelijk is dat veranderingen voor de platformaanbieder en platformwerker in aantocht zijn.