Hoge Raad: Geheimhouding medisch dossier in buitengerechtelijke procedure

06 december 2023

Op 1 december 2023 heeft de Hoge Raad een prejudiciële vraag beantwoord op de vraag in hoeverre geheimhouding van medische dossiers ook jegens de ‘eigen’ (ziekenhuis)jurist geboden is tijdens een buitengerechtelijke behandeling van zaken over medische beroepsaansprakelijkheid.

Beantwoording prejudiciële vraag

De Hoge Raad stelt dat in de buitengerechtelijke fase van een zaak over medische beroepsaansprakelijkheid, juristen geen inzage mogen hebben in medische dossiers zonder uitdrukkelijke toestemming van de patiënt. Dit antwoord waarborgt nadrukkelijk de privacy en de eerbiediging van het privéleven van de patiënt. 

De Hoge Raad stelt dat in de buitengerechtelijke fase, zonder uitdrukkelijke toestemming van de patiënt, het medisch beroepsgeheim niet doorbroken mag worden. De WGBO, Wkkgz, Wet BIG, AVG als ook de bepalingen van het verzekeringsrecht, voorzien niet in een wettelijke grondslag om deze geheimhouding te doorbreken. De Hoge Raad benadrukt:

  • WGBO: Artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist expliciete toestemming van de betrokkene voor het delen van medische gegevens. Zonder deze toestemming is het delen van informatie met derden, inclusief juristen, niet toegestaan;
  • Wet BIG: Artikel 88 Wet BIG benadrukt dat geheimhouding in acht moet worden genomen ten opzichte van al datgene wat de beroepsbeoefenaar bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen. Het uitgangspunt is dat de geheimhoudingsplicht van beroepsbeoefenaars alleen met expliciete toestemming mag worden doorbroken;
  • AVG: artikel 9 AVG bepaalt dat het verwerken van gezondheidsgegevens is verboden, behoudens (o.a.) toestemming of ter verdediging in een gerechtelijke procedure. in de buitengerechtelijke fase van een zaak over medische beroepsaansprakelijkheid is de verstrekking van medische gegevens niet noodzakelijk voor de uitoefening van de processuele bevoegdheden als bedoeld in artikel 9 AVG. Deze bepaling biedt daarom geen rechtvaardiging voor het in die fase doorbreken van het medisch beroepsgeheim. 
  • Verzekeringsrecht: artikel 7:941 lid 2 BW bepaalt dat de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde verplicht zijn binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. Deze bepaling is volgens de Hoge Raad onvoldoende specifiek als rechtvaardiging voor het doorbreken van de medische geheimhoudingsplicht van de verzekeringnemer of de verzekerde jegens de patiënt in zaken over medische beroepsaansprakelijkheid. De patiënt staat overigens ook buiten de verzekeringsovereenkomst tussen het ziekenhuis en diens aansprakelijkheidsverzekeraar.
  • Wkkgz: Wanneer een aansprakelijkstelling wordt gegoten in de vorm van een klacht als bedoeld in de Wkkgz, brengt dat niet mee dan het medisch beroepsgeheim mag worden doorbroken. Aangezien de Wkkgz de mogelijkheid openlaat dat geen definitief inhoudelijk standpunt wordt ingenomen, maakt deze bepaling het niet noodzakelijk dat de jurist in het kader van de klachtbehandeling kennisneemt van het medisch dossier van de patiënt indien deze daarvoor geen expliciete toestemming heeft gegeven.

Praktische Tip voor de Hulpverlener

In het licht van deze prejudiciële antwoorden van de Hoge Raad blijft het bij de behandeling van buitengerechtelijke schadeclaims van belang om te zorgen voor uitdrukkelijke en gedocumenteerde toestemming van de patiënt voordat door de hulpverlener gegevens worden gedeeld met, bijvoorbeeld, de (ziekenhuis)jurist. Die toestemming wordt in de praktijk vaak gegeven in de vorm van een medische machtiging. Ook in het geval een aansprakelijkstelling is gegoten in een klacht als bepaald in de Wkkgz geldt dat de geheimhouding niet zonder de expliciete toestemming van de patiënt mag worden doorbroken.