Uitspraak: Huurder die niet kan thuiswerken door renovatie heeft recht op verhuiskostenvergoeding

11 oktober 2023

Wanneer heeft een huurder die grotendeels thuiswerkt recht op een verhuisvergoeding bij renovatie? In deze blog zetten we de juridische redenering van de toewijzing van deze forse forfaitaire vergoeding voor de huurder voor u op een rij.

Casus

Een huurder huurt van een woningstichting een woning die deel uitmaakt van een complex uit de jaren zeventig.

De woningstichting heeft in 2018 verduurzamingswerkzaamheden aangekondigd, die worden uitgevoerd in bewoonde staat met een duidelijke omschrijving van de werkzaamheden. De huurder is daarmee akkoord gegaan. De renovatie van de woning van de huurder heeft 14 dagen geduurd. De huurder werkt in de regel vanuit huis. Tijdens de renovatieperiode heeft hij enige tijd bij vrienden gelogeerd. Daarbij heeft hij slechts een beperkt aantal persoonlijke spullen meegenomen.

De huurder heeft aanspraak gemaakt op de verhuiskosten die de wettelijke bepaling ingeval van renovatie aan de huurder toekent.

Uitspraak Hof

Nadat de kantonrechter de gevorderde verhuiskostenvergoeding had toegewezen, wees het hof die vordering alsnog af. In de kern meende het hof dat in het normale taalgebruik ‘verhuizen’ inhoudt dat een bewoner niet alleen als persoon zijn woning verlaat, maar ook dat hij meer meeneemt dan enkele logeerspullen. Het hof vindt hierop ook bevestiging in de samenhang tussen de leden 5 en 6 van artikel 7:220 BW. Lid 6, dat in aansluiting op lid 5 voorziet in een forfaitaire minimumbijdrage, spreekt over een bijdrage in ‘de verhuis- en inrichtingskosten’.

Ook de wordingsgeschiedenis van lid 6 wordt erbij gehaald. De verhuiskostenregeling was enkel overgeheveld uit een andere regeling. Het minimumbedrag dat daarbij was vastgesteld stond in een rapport ‘Berekening van verhuiskosten bij renovaties’ van het Nibud uit 2002. Hierin was een berekening gemaakt van de kosten van verhuizing van de inboedel en van vloerbedekking, stoffering, behang- en schilderwerk en tuininrichting. Ook daaruit volgde volgens het hof dat de wetgever bij die regeling een situatie voor ogen heeft gehad waarin de huurder meer verplaatst dan een beperkt aantal logeerspullen.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof echter vernietigd. De Hoge Raad overweegt dat op grond van artikel 7:220 lid 5 en 6 BW, de huurder op forfaitaire basis recht heeft op een verhuisvergoeding van de verhuurder in het geval de huurder door renovatie moet verhuizen.

Die noodzaak kan ook volgen uit omstandigheden, die wellicht niet voor de meeste huurders, maar wel voor een individuele huurder het noodzakelijk maken het gehuurde te verlaten tijdens de werkzaamheden. Zoals het geval dat de huurder in de regel vanuit huis werkt en de renovatie daaraan in de weg staat.

Forse forfaitaire vergoeding

De vergoeding is forfaitair, zo oordeelt de Hoge Raad, en staat los van werkelijk gemaakte kosten. De huurder kon daarom ook aanspraak maken op de vergoeding indien hij tijdelijk bij vrienden gaat logeren en niet meer meeneemt dan enkele persoonlijke voorwerpen.

Een opmerkelijke uitspraak die kennelijk vooral een juridische redenering is, maar waar je wellicht wel een vreemd gevoel aan overhoudt. Die minimale verhuiskostenvergoeding volgens de richtlijn bedroeg namelijk in 2019 al € 6.095,00 en op dit moment is het zelfs al € 7.156,00. Het hof Amsterdam zal hier nog een nieuwe beslissing in moeten nemen.
Benieuwd of het Hof dat bedrag gewoon gaat toewijzen of dat er toch nog redenen zijn om daar nuance in aan te brengen.