Huurprijsverhogingen vrije sector gemaximeerd.

Intrede van de Wet Maximering Huurprijsverhogingen Geliberaliseerde Huurovereenkomsten. 07 juli 2021

Met ingang van 1 mei 2021 is een wet in werking getreden – de Wet Maximering Huurprijsverhogingen Geliberaliseerde Huurovereenkomsten – waarmee onder meer de huurprijsverhoging in de vrije sector voor drie jaar is gemaximeerd op de inflatie plus 1 procent.

Maximale toegestane huurverhoging

Voor 2021 zal dit betekenen dat de maximaal toegestane huurprijsverhoging 2,4% is. Een huurwoning behoort tot de vrije sector – is geliberaliseerd – als deze een aanvangshuur heeft boven de liberalisatiegrens (in 2021 € 752,33). In de sociale-huursector bestond al een maximale huurprijsverhoging. In de vrije huursector gold het uitgangspunt dat de huurder en verhuurder de vrijheid hadden om gezamenlijk af te spreken met hoeveel procent de huurprijs elk jaar verhoogd mag worden. Deze wet geldt voorlopig voor drie jaar en zal tegen het einde van de looptijd worden geëvalueerd.

Met deze wet wordt het voor huurders in de vrije sector ook mogelijk om een geschil over de huurprijsverhoging voor te leggen aan de huurcommissie. Eerst was dat alleen mogelijk voor huurders in de sociale sector.

De wet geldt ook meteen voor lopende huurovereenkomsten. Volgens het nieuwe artikel 7: 248 lid 3 BW is een beding waarmee een huurverhoging is afgesproken nietig voor zover dit leidt tot een verhoging met een hoger percentage dan volgens de nieuwe wet is toegestaan. Daarmee komt de huurverhoging (in 2021) dan ook op 2,4%.

Als de verhuurder de woning heeft verbeterd, dan mag de huurprijsverhoging wel hoger zijn dan het gemaximeerde percentage. Hier kunnen bijvoorbeeld verduurzamingswerkzaamheden onder vallen. De gedachte hierachter is dat die verbeteringen in het belang van zowel de verhuurder als de huurder zijn.

Renovatie

Wat gedurende de looptijd van deze wet ook niet meer kan, is de mogelijkheid om de huur in de vrije sector te verhogen door een voorstel te doen voor een huurverhoging met onderbouwing van een taxatie. In de situatie tot 1 mei 2021 was het dan zo, dat als de huurder dat voorstel niet aanvaardde, de verhuurder de huurovereenkomst kon opzeggen op de opzeggrond dat een redelijk voorstel tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst niet was aanvaard. Als de rechter het ermee eens was dat het voorstel – dus de voorgestelde huurprijs – redelijk was, dan kreeg de huurder in beginsel nog een laatste kans om het voorstel te aanvaarden, bij gebreke waarvan de huur eindigde. Die mogelijkheid de huurprijs te verhogen en eventueel de huur op te zeggen is er met deze nieuwe wet ook niet meer. Verhuurders in de vrije sector die geen beding tot huurverhoging in de huurovereenkomst hebben staan, hebben nu – behalve bij woningverbetering – helemaal geen mogelijkheid meer om de huurprijs te verhogen.

Of deze wet het gewenste effect zal hebben dat de huurprijzen in de vrije sector beter gereguleerd zullen zijn moet nog worden bezien. Gevreesd wordt in elk geval dat verhuurders een hogere aanvangshuur zullen bedingen en/of vaker kortdurende tijdelijke contracten (bij zelfstandige woonruimte, voor maximaal twee jaar) zullen sluiten.