In verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, is het Wetboek van Strafrecht gewijzigd. De nieuwe “Titel XIV Seksuele misdrijven” is sinds 1 juli 2024 in werking getreden, waarmee diverse vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag strafbaar worden gesteld.
Uit de maatschappelijke discussie over seksueel geweld komt naar voren dat de sociale norm is dat seksueel contact vrijwillig en gelijkwaardig behoort te zijn en dient te berusten op wederzijds goedvinden. Onvrijwillige en ongelijkwaardige seksuele interactie is altijd strafwaardig, ongeacht of sprake is van gebruik van dwang, geweld of bedreiging door de pleger, dan wel of het slachtoffer zich heeft verzet. De nieuwe wet sluit beter aan bij de huidige maatschappelijke norm dat mensen in seksuele interacties respect moeten hebben voor de wensen en grenzen van elkaar.
In de nieuwe Titel XIV Seksuele misdrijven zijn de strafbepalingen opgenomen voor verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zowel online als offline, die een ernstige aantasting vormen van de lichamelijke en seksuele integriteit. Het betreft verschillende gedragingen die worden gekenmerkt door het feit dat sprake is van onvrijwillig, ongelijkwaardig of ongewenst seksueel contact.
De nieuwe delicten voor aanranding en verkrachting richten zich op het “ontbreken van de wil” van de ander voor seksueel contact, in plaats van het “doorbreken” ervan. Het loslaten van het dwangvereiste maakt deze delicten strafbaar in situaties waarin dit nu niet altijd het geval is, zoals seksueel contact na een ‘nee’ of wanneer de ander bevriest van angst en zich niet kan uiten of verzetten. Bij aanranding en verkrachting is (fysieke) dwang niet langer vereist. In een voorstadia moet al gekeken worden naar instemming en gelijkwaardigheid. De nieuwe delictsomschrijvingen richten zich op instemming en gelijkwaardigheid, waarbij “ontbrekende wil” centraal staat, wat de afwezigheid van een vrije, positieve wilsuiting betekent. Bij de beoordeling of sprake is van ontbrekende wil, zijn de omstandigheden waaronder het seksuele contact plaatsvindt bepalend.
Vrijwilligheid betekent dat seksueel contact plaatsvindt met instemming van alle betrokkenen. Een affectieve relatie tussen de betrokkenen is hierbij niet noodzakelijk. Seksueel contact kan nog steeds vrijwillig zijn zonder een affectieve relatie.
Zowel de Algemene Wet Gelijke Behandeling, de Wet Gelijke Behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek kennen een bepaling waarin staat dat seksuele intimidatie verboden is. Onder seksuele intimidatie wordt verstaan opmerkingen, gebaren en handelingen met een seksuele lading. Dit kan zowel verbaal als non-verbaal gedrag omvatten, evenals fysiek contact. De persoon die de intimidatie verricht hoeft niet bewust te zijn van zijn gedrag, maar dit maakt de intimidatie niet minder ernstig. Seksuele intimidatie kan ook aanwezig zijn in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld als opmerkingen, gebaren en/of handelingen met een seksuele lading door de werknemer als ongewenst ervaren.
Seksuele handelingen zijn strafbaar wanneer de ander zich in een staat van geestelijke of lichamelijke onmacht bevindt en daardoor geen vrije positieve wilsuiting kan geven. Volgens artikel 244 wetboek van Strafrecht ontbreekt de wil tot seksuele handelingen in dergelijke gevallen, en het negeren van signalen van onmacht wordt beschouwd als opzetaanranding.
In situaties van functionele afhankelijkheid, zoals bij een gezag relatie of professionele hulpverlening, is de ondergeschikte vaak niet in staat om vrij te beslissen over seksueel contact. De bovengeschikte heeft de verantwoordelijkheid om deze ongelijkwaardigheid te erkennen en rekening te houden met de beperkte keuzevrijheid van de ondergeschikte. Dit geldt ook in de arbeids-, cultuur-, en sportsector, waar ondergeschikten bescherming moeten hebben tegen ongewenste seksuele benaderingen van superieuren. Bij functionele afhankelijkheidsrelaties kan opzetaanranding eenvoudiger worden bewezen. Het is voldoende aan te tonen dat de bovengeschikte bewust de mogelijkheid accepteerde dat de ander niet vrij kon kiezen vanwege de afhankelijkheidsrelatie. Dit maakt het makkelijker voor slachtoffers om aangifte te doen.
Seksuele intimidatie valt onder psychosociale arbeidsbelasting en kan leiden tot werkstress, ziekteverzuim, langdurige uitval en zelfs arbeidsongeschiktheid. Indien een werknemer hiermee te maken krijgt, is het mogelijk dat zij motivatie verliezen. Daarnaast kan het voor de werknemer in een dergelijk geval lastig zijn om na uitval terug te keren naar werk. Dit is een situatie die zowel vervelend is voor de werknemer als werkgever. De Arbowet legt de werkgevers een zorgplicht op om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of te beperken op de werkvloer. Helaas dekken deze wetten niet de strafrechtelijke verwijtbaarheid voor het op een overlastgevende en intimiderende manier seksueel benaderen van iemand in de publieke ruimte. De nieuwe wetgeving voorziet in deze leemte.
De werkgever heeft een zorgplicht en het is in zijn voordeel deze actief na te leven. Dit helpt om te voorkomen dat werknemers uitvallen en dat mogelijke daders op de werkvloer strafrechtelijk worden vervolgd. Door een veilige werkomgeving te waarborgen, kunnen werknemers gemotiveerd, gerespecteerd en gelijkwaardig met elkaar blijven samenwerken.