Dat Nederland met een groot woningtekort kampt, is allang geen nieuws meer. In 2022 ging het om een tekort van 314.700 woningen en inmiddels is dat opgelopen tot 400.000 woningen. [1]
Bevolkingsgroei, vergrijzing, lange bouwprocedures en beperkte bouwgrond spelen hierin een grote rol. Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting (hierna: het wetsvoorstel) hoopt het kabinet de woningbouw vlot te trekken. Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft recent een gewijzigde versie naar de Tweede Kamer gestuurd, met een aantal uitbreidingen en aanscherpingen.
Het wetsvoorstel, dat in 2024 werd ingediend, heeft als doel de bouw van voldoende betaalbare woningen op de juiste locaties te stimuleren. Dit wordt vormgegeven via vier pijlers:
Het aangepaste wetsvoorstel brengt drie belangrijke wijzigingen met zich mee.
Ten eerste wordt de doelstelling uit het Regeerprogramma dat 2/3 deel van de nieuwbouwwoningen betaalbaar moet zijn en dat 30% sociale huurwoning moet zijn, nader uitgewerkt in het voorstel.
Ten tweede worden naast mantelzorgwoningen ook woningen op het eigen erf voor eerstegraads familieleden vergunningvrij. De voorwaarden hiervoor moeten nog worden uitgewerkt. In onze praktijk merken we dat hier vooral in het buitengebied veel behoefte aan is. Op dit moment stuiten dergelijke initiatieven vaak op provinciale regelgeving.
Ten derde wordt de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de ladder) geschrapt voor woningbouw. De ladder is een instrument ter bevordering van zorgvuldig ruimtegebruik en borgt dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoveel mogelijk in stedelijk gebied wordt ingepast. De bouw van 12 of meer woningen wordt aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en daar geldt dan ook de ladder. De minister stelt nu voor om de ladder voor woningbouw volledig te schrappen, zodat nieuwe ontwikkelingen minder belemmeringen ondervinden. Dit maakt het makkelijker om bijvoorbeeld ‘een straatje erbij’ te bouwen.
Het is nog afwachten of en in welke vorm het wetsvoorstel wordt aangenomen.
[1] Kamerstukken II, 2023-2024, 36 512, nr. 3, p. 3 en Kamerstukken II, 2024-2025, 36 512, nr. 11, p. 1.