Vastgoed en Projectontwikkeling
Wetswijziging servicekosten woonruimte
De minister heeft op 4 november 2024 een wetsvoorstel ingediend waarbij in het systeem voor servicekosten bij woonruimte enkele wijzigingen zijn aangebracht.
Het onderscheid tussen ‘nutsvoorzieningen met een individuele meter’ en servicekosten gaat vervallen. Met het wetsvoorstel wordt het begrip ‘nutsvoorzieningen met een individuele meter’ in artikel 7:261 BW vervangen voor ‘servicekosten’.
Artikel 7:237 lid 3 BW legt vast dat ook nutsvoorzieningen onder de servicekosten vallen. Onder servicekosten wordt dan verstaan ‘de vergoeding voor de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken en diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte’. Die definitie is nu nog ‘de vergoeding voor de overige zaken en diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte’.
Met het wetsvoorstel wordt verder van het huidige niet-limitatieve stelsel van servicekosten een limitatief stelsel gemaakt, waarbij in het Besluit servicekosten is opgenomen welke kosten onder servicekosten mogen vallen. Het Besluit servicekosten zal nog op deze wijziging moeten worden aangepast, nu het huidige Besluit servicekosten een lijst met (niet-limitatieve) voorbeelden bevat.
In de memorie van toelichting wordt overigens onderkend dat het aanpassen van het Besluit servicekosten naar een limitatief stelsel nog een uitdaging is. Daarbij zullen categorieën servicekosten worden geformuleerd, waar zaken of diensten ondergebracht moeten kunnen worden. Er wordt echter verwacht dat voor bepaalde categorieën deze werkwijze te moeilijk zal zijn (zoals bij roerende zaken) en zullen open normen noodzakelijk blijven.
Voorts wordt in het wetsvoorstel de delegatiebevoegdheid van artikel 7:237 lid 3 BW uitgebreid, door de toevoeging dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de wijze van berekening en de maximale hoogte van servicekosten.
Bedoeling van deze wetswijziging is om huurders te beschermen tegen het in rekening brengen van allerlei kosten die eigenlijk niet onder servicekosten zouden moeten vallen. Het blijft echter wel mogelijk om naast de (limitatieve lijst van) servicekosten, andere kosten in rekening te brengen bij de huurder. Dat moet dan met een aparte afspraak buiten de huurovereenkomst. Het afnemen van die diensten mag niet verplicht worden gesteld als voorwaarde om tot de huurovereenkomst te kunnen komen.
Kennelijk heeft de Minister geluisterd naar het advies van de Adviescommissie Huurrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten. In het wetsvoorstel is de uitspraak van de Hoge Raad (HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:808) nu vastgelegd in artikel 7:259 lid 1 BW. Expliciet is nu opgenomen dat de betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot servicekosten het bedrag beloopt van de daadwerkelijk gemaakte kosten die tevens een redelijke vergoeding voor de geleverde service zijn.
De nieuwe regels gaan naar verwachting in 2025 in. De wetswijziging zal overigens alleen gaan gelden voor nieuwe huurovereenkomsten voor woonruimte. Voor bestaande huurovereenkomsten blijft het oude systeem nog van kracht.
Meer informatie?
Neem contact op met Joost Donkersloot, advocaat vastgoed.