Vastgoed en Projectontwikkeling
Netbeheerder niet aansprakelijk voor vertraagde realisatie stroomaansluiting
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een arrest van 29 april 2025 geoordeeld dat het tot 22 februari 2025 geldende artikel 23 Elektriciteitswet 1998 en de daarin opgenomen termijn van 18 weken, waarbinnen een netbeheerder een aansluiting op het stroomnet moest realiseren, in strijd is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van Europese Unie. Om die reden is de netbeheerder niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van het overschrijden van die termijn.
Met dit arrest wijkt het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch af van het eerdere vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant in deze zaak. De benadeelde partij ZTN vangt alsnog bot. Dit oordeel is, zij het op andere gronden, voor wat betreft de uitkomst in lijn met vonnissen van andere rechtbanken in vergelijkbare zaken. Steeds wordt geoordeeld dat de netbeheerder niet aansprakelijk is bij overschrijding van de wettelijke termijn van 18 weken. Veelal komen rechters tot dat oordeel vanwege de door de netbeheerders gehanteerde exoneratieclausule in de algemene voorwaarden.
In eerste aanleg in deze specifieke kwestie werd nog, anders dan in vonnissen van andere rechtbanken in vergelijkbare zaken, geoordeeld dat de netbeheerder, Enexis, geen beroep kon doen op de uitsluiting van de aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden, omdat een dergelijk beroep in dit concrete geval in strijd werd geacht met de redelijkheid en billijkheid.
In hoger beroep komt het Gerechtshof daar echter niet aan toe. De hele wettelijke termijn van 18 weken zelf wordt door het Gerechtshof geacht in strijd te zijn met artikel 47 van Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Kort gezegd staat in dat artikel het recht op toegang tot een doeltreffende voorziening in rechte en een eerlijke en openbare behandeling van de zaak.
Tussen partijen stond vast, zoals ook in andere zaken al is uitgemaakt, dat de betreffende wettelijke termijn gelet op artikel 59 lid 7 Elektriciteitsrichtlijn 2019/944 helemaal niet door wetgever vastgesteld mag worden. Een dergelijke maximale aansluittermijn dient te worden vastgesteld door de ACM als onafhankelijke nationale regulerende instantie (NRI). Op de schending van die Elektriciteitsrichtlijn kan echter alleen een beroep gedaan worden in een zogenoemde verticale verhouding, tussen een burger en de staat. Onder staat wordt daarbij niet alleen bedoeld de lidstaat en zijn overheidsinstanties, zoals gedecentraliseerde instanties maar ook lichamen of entiteiten die onder gezag of toezicht van de staat staan of die over bijzondere, verder gaande bevoegdheden beschikken dan die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden. Dergelijke lichamen of entiteiten onderscheiden zich van particulieren en moeten worden gelijkgesteld met de staat, hetzij omdat zij publiekrechtelijke rechtspersonen zijn die deel uitmaken van de staat in ruime zin, hetzij omdat zij onder gezag of toezicht staan van een overheidsinstantie, hetzij omdat een dergelijke instantie hun een taak van algemeen belang heeft toevertrouwd en hun daartoe die bijzondere bevoegdheden heeft verleend (zie HvJ EU 10 oktober 2017, C-413/15 (Farrell). De netbeheerder is geen onderdeel van de staat, zo stond tussen partijen niet ter discussie.
Uit overweging 86 en artikel 60 lid 8 van de Elektriciteitsrichtlijn 2019/944 volgt echter eveneens dat de besluiten van de daartoe bevoegde NRI onderworpen moeten zijn aan een rechterlijke toetsing. Met Enexis is het hof van oordeel dat indien de ACM als NRI de aansluitvoorwaarden zou hebben vastgesteld, deze zouden zijn vastgesteld in codebesluiten, waartegen Enexis dan beroep had kunnen aantekenen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Door de incorrecte implementatie heeft Enexis niet alleen geen mogelijkheid om de door de bevoegde instantie gestelde voorwaarden dan wel genomen besluiten door een rechter te laten toetsen, ook toetsing van de in de wet opgenomen termijn van 18 weken is gelet op het toetsingsverbod in artikel 120 Grondwet, onmogelijk dan wel uiterst moeilijk. Daardoor is het voor haar ook uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, om zich jegens een andere particulier te verweren tegen een vordering tot schadevergoeding. Dat alles leidt ertoe dat de wettelijke termijn van 18 weken in strijd is met artikel 47 van het Handvest en buiten toepassing moet worden gelaten.
Lees het volledige arrest op www.rechtspraak.nl.
Geldende aansluittermijnen Netcode elektriciteit
Het arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch is ook een goede aanleiding om eens te wijzen op het feit dat de in artikel 23 Elektriciteitswet 1998 opgenomen aansluittermijn per 22 februari 2025 is gewijzigd. De termijn waarbinnen de netbeheerder de aansluiting moet hebben gerealiseerd is niet langer in de wet bepaald. In artikel 23 lid 4 is nog slechts opgenomen dat de aansluiting binnen een redelijke termijn moet worden gerealiseerd.
De aansluittermijnen zijn inmiddels vastgesteld in de door de ACM vastgestelde Netcode elektriciteit, zoals die geldt per 1 januari 2025. De aansluittermijnen zijn opgenomen in artikel 8.11 en 8.13 van de Netcode.
Relevant is overigens dat de aansluittermijn, waarbinnen de aansluiting moet worden gerealiseerd, nog los staat van het aanbod tot transport. Uiteindelijk zal de aangeslotene niet alleen een aansluiting moeten hebben, maar ook gecontracteerd transportvermogen. Samen worden de afspraken met de netbeheerder over de aansluiting en het transportvermogen vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst (ATO).
Aansluittermijn kleinverbruikaansluiting
Voor de kleinverbruikaansluiting (≤ 3 x 80A) geldt dat deze binnen een redelijke termijn moet worden gerealiseerd, tenzij sprake is van overmacht. In het geval van overmacht brengt de netbeheerder de aangeslotene hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.
De redelijke termijn mag, ook in het geval van overmacht, niet langer zijn dan 12 weken na acceptatie van de offerte, indien geen grondwerkzaamheden nodig zijn en 18 weken indien wel grondwerkzaamheden nodig zijn.
Indien de netbeheerder echter, vanwege netcongestie, geen aanbod doet voor het uitvoeren van transport overeenkomstig de bepalingen van artikel 9.6, derde lid van de Netcode dan is de maximale aansluittermijn gelijk aan de periode totdat de transportcapaciteit alsnog beschikbaar komt, met een maximum van 52 weken. De netbeheerder moet in dat geval schriftelijk motiveren dat sprake is van netcongestie in het betreffende gebied.
Aansluittermijn grootverbruikaansluiting
Voor de grootverbruikaansluiting (≥ 3 x 80A ≤ 10 MVA) volgt de aansluittermijn uit de optelsom van drie verschillende onderdelen, te weten 1) de basistermijn van 26 weken, 2) de complexiteit van de aansluiting en 3) de dynamische regionale wachttijd.
De netbeheerder bepaalt in beginsel binnen vijf weken na ontvangst van de ondertekende offerte, op basis van de in bijlage 21 opgenomen complexiteitscategorie, de week waarin de aansluiting uiterlijk gerealiseerd is, waarbij geldt dat deze week, ten opzichte van het moment van ontvangst van de ondertekende offerte, niet langer mag zijn dan:
- 26 weken, vermeerderd met de eventueel van toepassing zijnde dynamische regionale wachttijd als bedoeld in artikel 8.12 zoals die gold op de datum van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde ondertekende offerte, indien de complexiteitscategorie ‘laag’ is;
- 52 weken, vermeerderd met de eventueel van toepassing zijnde dynamische regionale wachttijd als bedoeld in artikel 8.12 zoals die gold op de datum van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde ondertekende offerte, indien de complexiteitscategorie ‘midden’ is; en
- een door de netbeheerder vast te stellen aantal weken, indien de complexiteitscategorie ‘hoog’ is waarbij de netbeheerder inzichtelijk maakt dat deze vast te stellen termijn in redelijkheid niet korter kan zijn, vermeerderd met de eventueel van toepassing zijnde dynamische regionale wachttijd als bedoeld in artikel 8.12 zoals die gold op de datum van ontvangst van de in het eerste lid bedoelde ondertekende offerte.
Ook bij de grootverbruikaansluiting geldt dat als de netbeheerder geen aanbod doet voor het uitvoeren van transport, in verband met netcongestie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9.6, derde lid, een langere periode geldt. In dat geval geldt dat, indien de periode tussen de in het eerste lid bedoelde ontvangst van de ondertekende offerte en het beschikbaar komen van transport:
- langer is dan twee jaar, de netbeheerder, in afwijking van de termijn genoemd in de aanhef van het tweede lid, uiterlijk twee jaar voor het geplande beschikbaar komen van transport de week waarin de aansluiting uiterlijk gerealiseerd is bepaalt; of
- indien die periode langer is dan de uit het tweede lid volgende week waarin de aansluiting uiterlijk gerealiseerd is, de netbeheerder de aansluiting of de wijziging uiterlijk dertien weken na het beschikbaar komen van transport realiseert.
Met andere woorden, bij netcongestie hoeft de aansluiting pas op zijn vroegst 13 weken nadat er weer transportcapaciteit beschikbaar is te worden gerealiseerd.
Bovendien kan de netbeheerder daarbovenop een beroep doen op overmacht, waaronder onder meer maar niet uitsluitend gerekend worden:
- niet tijdige verlening van vergunningen of toestemmingen van derden;
- weersomstandigheden (vorst); of
- omstandigheden die de aangeslotene zijn toe te rekenen zoals het niet tijdig beschikbaar hebben van een geschikte ruimte voor de aansluiting.
Al met al is de mogelijkheid om, in het geval van netcongestie, de realisatie van een aansluiting af te dwingen uitermate gering. Beter lijkt het om in dat geval te zoeken naar technische oplossingen om het verbruik achter de meter te beperken of oplossingen waarbij een aansluiting gedeeld wordt met meerdere aangeslotenen.
Meer informatie?
Samen met onze partners op het gebied van congestiemanagement denken we graag met je mee over een werkbare oplossing. Neem gerust contact op met Floris van Galen.