Terug naar nieuwsoverzicht

Corporate & Commercial Litigation

Kan een bestuurder zich bij een vordering uit art. 2:9 BW beroepen op de klachtplicht van art. 6:89 BW?

24 juni 2025

Bestuurdersaansprakelijkheid en de klachtplicht – wat betekent dit voor jouw organisatie?

Als jouw bedrijf of instelling in Nederland of internationaal actief is, krijg je vroeg of laat te maken met vraagstukken rondom bestuurdersaansprakelijkheid en contractuele verplichtingen. Een veelvoorkomende vraag is of een bestuurder zich bij een vordering op grond van art. 2:9 BW (bestuurdersaansprakelijkheid) kan beroepen op de klachtplicht van art. 6:89 BW. Dit is niet alleen relevant voor bestuurders, maar ook voor aandeelhouders, commissarissen en iedereen die betrokken is bij corporate governance en geschillenbeslechting. In dit artikel leggen we uit wat deze bepalingen inhouden, hoe de Hoge Raad hierover recent heeft geoordeeld en wat dit betekent voor jouw organisatie.

Wat is bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9 BW)?

Bestuurdersaansprakelijkheid houdt in dat een bestuurder tegenover de rechtspersoon (bijvoorbeeld een BV of NV) verplicht is tot een behoorlijke vervulling van zijn of haar taak. Als een bestuurder zijn taak niet behoorlijk vervult en hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt, kan hij aansprakelijk worden gesteld voor de schade die de rechtspersoon daardoor lijdt. Dit is geregeld in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Voorbeeld uit de praktijk: Stel, je bent bestuurder van een internationale handelsvennootschap. Je besluit – zonder voldoende onderzoek – een grote investering te doen die uiteindelijk tot forse verliezen leidt. De aandeelhouders stellen jou persoonlijk aansprakelijk voor deze schade. In zo'n situatie wordt getoetst of je als bestuurder een ernstig verwijt treft.

Wat is de klachtplicht (art. 6:89 BW)?

De klachtplicht uit artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser binnen bekwame tijd moet klagen over een gebrek in de prestatie van de schuldenaar. Doe je dat niet, dan kun je je rechten verliezen. Deze bepaling is vooral van belang bij contractuele geschillen, bijvoorbeeld als een leverancier gebrekkige goederen levert en de afnemer daarover niet tijdig klaagt.

De kernvraag: Kan een bestuurder zich beroepen op de klachtplicht bij een vordering uit art. 2:9 BW?

De Hoge Raad zich op 26 april 2-24 uitgesproken over deze vraag (ECLI:NL:HR:2024:681). De casus betrof een bestuurder die door de vennootschap werd aangesproken wegens onbehoorlijk bestuur. De bestuurder voerde aan dat de vennootschap niet tijdig had geklaagd over zijn handelen en beriep zich op de klachtplicht van art. 6:89 BW.

De Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat een bestuurder zich bij een vordering op grond van art. 2:9 BW niet kan beroepen op de klachtplicht van art. 6:89 BW. De reden hiervoor is dat de verhouding tussen bestuurder en vennootschap een bijzondere, vennootschapsrechtelijke is. Het zou onlogisch zijn als een bestuurder zou kunnen eisen dat de vennootschap – feitelijk vertegenwoordigd door diezelfde bestuurder – tijdig bij zichzelf zou moeten klagen over onbehoorlijk bestuur. Dit geldt ook voor medebestuurders, omdat collegiale verhoudingen binnen het bestuur het tijdig klagen kunnen bemoeilijken.

Praktische gevolgen voor jouw bedrijf

  1. Interne aansprakelijkheidsprocedures: Als jouw organisatie een bestuurder aansprakelijk wil stellen op grond van art. 2:9 BW, hoef je niet bang te zijn dat een te late klacht je vordering blokkeert. De klachtplicht van art. 6:89 BW is niet van toepassing.

  2. Bestuurdersverantwoordelijkheid: Ben je bestuurder? Houd er rekening mee dat je niet kunt volstaan met het argument dat de vennootschap niet tijdig heeft geklaagd over jouw handelen. Je blijft verantwoordelijk voor een behoorlijke taakvervulling.

  3. Contractuele geschillen: Let op: bij contractuele geschillen tussen jouw bedrijf en derden blijft de klachtplicht van art. 6:89 BW wel gewoon van kracht. Het bovenstaande geldt uitsluitend voor de interne verhouding tussen bestuurder en vennootschap.

Casus: Hoe werkt dit in de praktijk?

Stel, een bestuurder van een internationaal opererende BV wordt na zijn vertrek aangesproken door de vennootschap wegens onbehoorlijk bestuur in de afgelopen jaren. De bestuurder stelt dat de vennootschap te laat heeft geklaagd over zijn handelen. Volgens de recente uitspraak van de Hoge Raad kan deze bestuurder zich daar niet op beroepen. De vennootschap kan dus alsnog met succes een aansprakelijkheidsprocedure starten, ook als er enige tijd is verstreken sinds het beweerdelijk onbehoorlijk bestuur.

Wat kun je doen? Advies en ondersteuning

  • Voor bedrijven en instellingen: Zorg voor een heldere vastlegging van bestuurdersbesluiten en houd toezicht op de taakvervulling van het bestuur. Overweeg periodieke evaluaties en audits.
  • Voor bestuurders: Wees je bewust van je verantwoordelijkheden en documenteer je besluitvorming zorgvuldig. Laat je tijdig adviseren bij twijfel over je positie of aansprakelijkheid.
  • Bij geschillen: Schakel tijdig juridische bijstand in, zowel bij het voorbereiden van een aansprakelijkheidsprocedure als bij verweer tegen een vordering.

Conclusie

De klachtplicht van art. 6:89 BW biedt geen bescherming voor bestuurders tegen een vordering uit art. 2:9 BW. Dit versterkt de positie van de vennootschap bij het verhalen van schade wegens onbehoorlijk bestuur. Voor contractenrecht en litigation binnen jouw organisatie is het dus van belang om deze nuance goed te begrijpen.

Meer informatie?

Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid, contractenrecht of geschillenprocedures? Neem contact met ons op voor een vrijblijvend adviesgesprek. Wij denken graag met je mee over de beste oplossing voor jouw situatie.