Met de feestdagen voor de deur wordt er ruimschoots speelgoed ingekocht. Dit is ook het moment waarop winkelketens de schappen volleggen met ‘nieuwe’ soorten speelgoed, die soms niet zo nieuw blijken te zijn. Zo ook winkelketen Wibra.
Wibra bood speelgoed bouwpakketten te koop aan. Op sociale media kanalen duidde zij deze bouwpakketten aan als ‘Lego bloemen’ en ‘Lego dieren’:
Daarnaast heeft Wibra op haar website ‘Lego’ als meta-tag gebruikt. Dit is een trefwoord dat de inhoud van een website beschrijft. Op het eerste gezicht is een meta-tag niet zichtbaar voor internetgebruikers, maar zit deze verschuild in de broncode van bijvoorbeeld de productpagina. Het doel van een meta-tag is dat zoekmachines door bepaalde zoektermen – zoals in dit geval ‘Lego’ – uitkomen op de website waarvoor de meta-tag is opgenomen.
Lego meent dat Wibra met bovenstaande handelwijze inbreuk maakt op haar modelrechten en op haar merkrechten. Om de inbreuken een halt toe te roepen heeft Lego een procedure aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van rechtbank Den Haag.
In de procedure heeft Lego het volgende aangevoerd:
(1) Inbreuk modelrecht
Op grond van artikel 10 lid 1 van de Gemeenschapsmodellen Verordening (“GModVo”) stelt Lego dat zij zich kan verzetten tegen modellen die “bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk” wekken. De speelgoed bouwpakketten van Wibra zouden dezelfde algemene indruk wekken als die van Lego.
Op grond van artikel 19 GModVo kan Lego Wibra beletten om de inbreukmakende bouwsteentjes te gebruiken.
(2) Inbreuk merkrecht
Ook meent Lego dat er inbreuk wordt gemaakt op haar merkenrechten op grond van:
(i) artikel 2.20 lid 2 sub a van het Benelux Verdrag inzake Intellectuele Eigendom (“BVIE”) (gebruik van een identiek teken voor identieke waren). Hiermee wordt gedoeld op het aanprijzen van de producten van Wibra als ‘Lego bloemen’ en ‘Lego dieren’ en het gebruik van de Lego (woord)merken als meta-tag;
(ii) artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE (het zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel trekken uit merken) en;
(iii) artikel 2.20 lid 2 sub c BVIE (gebruik anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, waarmee van dat teken ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken).
Wibra betwist de modelinbreuk en stelt dat er procedures lopen tegen de geldigheid van de Lego-modellen bij het EUIPO. Er zou ook geen sprake zijn van een merkinbreuk, nu het teken ‘Lego’ is verworden tot soortnaam voor het speelgoed.
Wibra heeft nagelaten deugdelijk te onderbouwen op welke gronden de Lego-modellen volgens haar nietig zouden zijn. De voorzieningenrechter acht de modellen geldig.
De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van modelinbreuk door Wibra. Uit de overlegde bewijsstukken van Wibra volgt volgens de rechter dat er juist sprake is van eenzelfde algemene indruk tussen de bouwpakketten van Wibra en Lego, terwijl Wibra met het overlegde bewijs juist wilde aantonen dat er sprake is van een andere algemene indruk.
Wibra maakte gebruik van tekens die identiek zijn aan de Lego-merken bij het aanprijzen van haar producten via sociale media kanalen en heeft aangegeven deze inbreuken te hebben gestaakt. Lego heeft echter geconstateerd dat zij deze inbreukmakende handelwijze niet heeft gestaakt. Hiermee staat een merkinbreuk op grond van artikel 2.20 lid 2 sub a BVIE vast. Het aangevoerde argument van Wibra dat Lego zou zijn verworden tot soortnaam, is niet onderbouwd en wordt daarmee verworpen door de voorzieningenrechter.
Het gevorderde inbreukverbod wordt toegewezen, onder last van een dwangsom van €10.000,-. Voorts dient Wibra de inbreukmakende producten uit de schappen te verwijderen, en wordt zij veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.
De relevantie van intellectuele eigendomsrechten ligt voornamelijk in het stimuleren van innovatie en creativiteit. Intellectuele eigendomsrechten beschermen voortbrengselen van de geest tegen ongeoorloofde imitatie, en bieden daarmee bescherming aan de creatieve scheppingen van makers.
Deze uitspraak onderstreept het belang van intellectuele eigendomsrechten met het oog op de bescherming van producten, modellen en ontwerpen tegen imitatie. Producenten die actief zijn op dezelfde productmarkt dienen voldoende afstand te nemen van elkaars producten, zodat een inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en de daaraan verbonden kosten voorkomen kunnen worden. Naast het feit dat dit bijdraagt aan eerlijke concurrentie, zorgt dit ook voor diversiteit binnen de (product)markt.