Behandel een verwijderingsverzoek van persoonsgegevens tijdig en volledig.

27 juli 2021

Let op: behandel als organisatie een verwijderingsverzoek van persoonsgegevens tijdig en volledig. Blijft u in gebreke, kan dat financiële consequenties hebben.

Verzoek tot verwijdering persoonsgegevens

Op 12 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een schadevergoeding voor immateriële schade toegekend ter hoogte van € 2500,-. Ondanks verschillende verzoeken tot verwijdering van medische persoonsgegevens bij de gemeente Rotterdam hebben meerdere personen en instanties van de inhoud van de dossiers kennis kunnen nemen, zonder dat zij daartoe bevoegd waren. De rechter neemt mede in overweging bij zijn oordeel de lange doorlooptijden van de verwijderingsverzoeken.

Feiten

In december 2014 heeft verzoekster bij de gemeente Rotterdam verzocht om haar medische gegevens uit haar dossier te verwijderen. In maart 2015 wijst de gemeente dit verzoek af. Vervolgens beslist de gemeente pas in 2017 over het verzoek van verzoekster om terug te komen op de afwijzing. Wederom wijst de gemeente het verzoek af. De gemeente beslist in 2018 dat het besluit uit 2017 wordt ingetrokken en bepaalt dat alle medische gegevens uit 2008 en 2009 uit het dossier van verzoekster worden verwijderd. Tevens laat de gemeente weten dat de medische gegevens van verzoekster ook uit andere dossiers worden verwijderd. Verzoekster stapt vervolgens naar de rechter omdat zij meent dat door de intrekking van het besluit uit 2017 de onrechtmatige verwerking van haar persoonsgegevens is komen vast te staan. Zij stelt dat zij als gevolg van het handelen van de gemeente ten minste € 25.000,- aan schade heeft geleden.

Schadevergoeding wegens schending AVG

Artikel 82 AVG bepaalt dat een ieder die schade heeft geleden ten gevolge van een schending van de AVG in beginsel recht heeft op materiele en/of immateriële schadevergoeding. Uit vaste rechtspraak volgt dat te vergoeden schade reëel moet zijn en vast staat.

Voor de beoordeling van een verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt aansluiting gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht. Op grond van artikel 6:106 BW heeft de benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, recht op een “naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.”

Oordeel rechter

De rechter bepaalt in deze zaak dat verzoekster recht heeft op toekenning van een vergoeding voor immateriële schade. De gemeente heeft namelijk in strijd gehandeld met de AVG door het bewaren en verwerken van de rapporten met persoonlijke gegevens van verzoekster. Hierdoor heeft de gemeente het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verzoekster geschonden. Een dergelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verzoekster kan worden aangemerkt als een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW en geeft in beginsel recht op vergoeding van immateriële schade.

De hoogte van de schade

Ten aanzien van de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding is het van belang dat de privacygevoelige persoonsgegevens gedurende een periode van ongeveer 10 jaar door de gemeente zijn bewaard, ondanks verschillende verzoeken van verzoekster tot vernietiging van de gegevens. De rechter acht het aannemelijk dat er in deze 10 jaar meerdere personen en/of instanties van de inhoud van de dossiers kennis hebben kunnen nemen zonder dat zij daartoe bevoegd waren. Ook neemt de rechter de lengte van de periode dat de gegevens onrechtmatig zijn bewaard en verwerkt mee. Aan de hand van deze overwegingen beslist de rechter dat verzoekster recht heeft op een schadevergoeding van € 2500.

Vergoeding materiële schade

Verzoekster stelt daarnaast dat haar carrière is beschadigd door het onrechtmatig bewaren en verwerken van haar gegevens en dat zij daardoor onder andere inkomensverlies heeft geleden. Zij zou zodoende recht hebben op een vergoeding van materiële schade, ook wel vermogensschade genoemd. De rechter wijst dit verzoek echter af omdat deze stelling onvoldoende aannemelijk is gemaakt.

Conclusie: reageer volledig en tijdig op een verzoek van een betrokkene

Opvallend in deze zaak zijn de lange doorlooptijden van de verzoeken tot verwijdering van persoonsgegevens. In 2014 is er een verzoek ingediend en pas in 2017 heeft de gemeente Rotterdam gereageerd op het verzoek om terug te komen op het besluit tot afwijzing van het verzoek. Achteraf blijkt dit mede te leiden tot een langdurige schending van de persoonlijke levenssfeer van verzoekster.

Wanneer iemand van wie u persoonsgegevens verwerkt een verzoek bij u indient – zoals een verzoek om een afschrift van zijn persoonsgegevens of een verzoek tot verwijdering van zijn persoonsgegevens – dan is het van belang dat u hier tijdig op reageert. Tijdig is in beginsel binnen 4 weken. Concreet betekent dit dat u binnen die termijn het verzoek moet hebben behandeld en de verzoeker over de uitkomst moet hebben geïnformeerd.

In uitzonderlijke gevallen mag u binnen 3 maanden reageren op een verzoek, bijvoorbeeld wanneer een verzoek heel complex is of wanneer het aantal ontvangen verzoeken van dezelfde persoon extreem hoog is. Echter, ook dan geldt dat u wel binnen 4 weken moet laten weten dat u meer tijd nodig heeft om op het verzoek te reageren.