Beperk de kans op privé-aansprakelijkheid

19 maart 2020

Instellingen en ondernemingen worden geconfronteerd met een snelle afname van inkomsten terwijl de kosten ondertussen wel blijven oplopen. Veel instellingen en ondernemingen zijn ondergebracht in een rechtspersoon. Bent u bestuurder of beleidsbepaler van zo’n rechtspersoon? Let u dan goed op het volgende.

De maatregelen van de overheid en de maatschappelijke ontwikkelingen zijn omstandigheden waar u als bestuurder rekening moet houden. Ook met het oog op uw eigen (privé) positie. Waarom?

Laat een bestuurder een onderneming of instelling doordraaien, dan leidt dit voortdurend tot het ontstaan van grotere en kleinere verplichtingen. Bijvoorbeeld door gebruik van energie, hosting, telefonie, maar ook door bestellingen ten behoeve van leveringen. Uiteraard is ook inhuur van personeel een verplichting, afdracht van belastingen e.d.

Als een bestuurder van een rechtspersoon kan voorzien dat aan verplichtingen nu of in de voorzienbare toekomst niet kan worden voldaan, moet hij of zij maatregelen nemen. Anders kan dit tot persoonlijke aansprakelijkheid leiden tegenover de rechtspersoon, de schuldeisers en eventueel de curator, als de rechtspersoon failliet gaat.

Wij beseffen dat dit geen gemakkelijke boodschap is. Veel bestuurders worden nu plotseling geconfronteerd met grote onzekerheid aan de inkomstenkant en staan acuut voor een keuze. Er is amper tijd om aangepaste liquiditeitsbegrotingen of back-up plannen te maken. En als die tijd er wel is: zelfs de nabije toekomst is nu heel moeilijk te voorspellen (laat staan: maanden vooruit).

Dit thema is daarmee juist iets voor elke bestuurder van een rechtspersoon om op dit moment bij stil te staan. Wat kan de bestuurder doen? Loopt u in elk geval de volgende stappen door:

1. Maak op de kortst mogelijke termijn een gedetailleerde liquiditeitsprognose.

2. Breng naast een ‘best case’ en ‘most likely case’ ook het meest pessimistische ‘worst case’ scenario in beeld.

3. Stel vast wanneer het moment komt dat verplichtingen niet meer voldaan kunnen worden (meestal is dat een moment waarop lonen en belastingen, rente en/of aflossing, huur of andere grote uitgaven moeten worden betaald, maar dit niet meer kan).

4. Stel vast wanneer die schulden (zie 3) die niet betaald kunnen worden, moeten worden aangegaan. Het betaalmoment zit in de liquiditeitsprognose, maar het gaat hier om het ontstaansmoment.

5. Valt het ontstaansmoment tussen nu en het moment dat betalingsonmacht waarschijnlijk intreedt? Dan moet u vóór dit ontstaansmoment ingrijpen. Dat kan door met leveranciers afspraken te maken die nakoming wel haalbaar maken. Let er altijd op dat u schuldeisers in gelijke positie, in principe gelijk behandelt. U kunt leveranciers waarschuwen voor het risico dat niet betaald kan worden. Dat kan individuele claims van schuldeisers voorkomen. Maar het is niet voldoende om bestuurdersaansprakelijkheid jegens curator af te wenden, mocht er toch faillissement komen.

6. Zijn maatregelen mogelijk om het tij te keren? Kijk uiteraard naar de overheidsmaatregelen? Zet die zo snel mogelijk in als de organisatie in aanmerking komt. Waar kunt u verder aan denken? We noemden al betalingsregelingen. Die kunt u maken met nieuwe en bestaande schuldeisers. Afspraken met bestaande schuldeisers, financiers, belastingdienst e.d. Uitstel van betaling van bonussen, vakantiegeld, emolumenten van werknemers. Documenteer in bestuursverslagen elke beslissing op dit vlak. Oók als er maar één bestuurder is. Daarmee ontstaat een paper trail dat later kan worden gebruikt om te bewijzen op basis van welke overwegingen een afweging is gemaakt en dat er nog voldoende perspectief op voortbestaan bestond. Dat kan risico’s op bestuurdersaansprakelijkheid beperken.

7. Als door maatregelen (zie 6) voorzienbaar is dat de rechtspersoon aan haar verplichtingen zal kunnen (blijven) voldoen, dan gaat de bestuurder terug naar stap (1). Stel de liquiditeitsprognose periodiek bij en toets steeds weer de punten 1 tot en met 6 aan de hand van de meest actuele informatie. Blijf erop letten dat schuldeisers in gelijke positie in principe gelijk behandeld moeten worden. Het criterium is “voorzienbaarheid”. Dat is iets anders dan “gegarandeerd”. Het gaat er om dat voor een redelijk en verstandig handelend bestuurder voorzienbaar is dat de schulden die worden aangegaan, kunnen worden betaald.

8. Is voorzienbaar dat schulden niet voldaan kunnen worden, dan moet surseance van betaling aangevraagd worden. Die wordt door de rechtbank normaal gesproken onmiddellijk verleend. Er komt dan een bewindvoerder die bestuursbesluiten toetst en al dan niet goedkeurt (min of meer aan de hand van een zelfde soort stappenplan, waarbij de bewindvoerder zijn beslissingen ook zal willen baseren op realistische begrotingen en actuele informatie). Dat heeft als voordeel dat de bestuurder zelf wat meer uit de wind kan blijven en de rechtspersoon niet alle betalingen meer direct behoeft te verrichten.

9. Blijkt al direct dat opeisbare schulden niet meer betaald kunnen worden en is er geen realistisch perspectief op snel herstel of verbetering van de situatie, dan moet faillissement worden aangevraagd.

10. De bestuurder doet er goed aan bij dit alles begeleiding in te schakelen van deskundigen die berekeningen kunnen valideren en/of helpen maken. Ook dat helpt bij verantwoording later en beperkt risico’s.

Bij TK staat een team klaar om u te begeleiden. Praktisch, snel, bekwaam en zonder onnodig te juridiseren.