Om in aanmerking te komen voor een volledige compensatie van de verschuldigde transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer dienen werkgevers de slapende dienstverbanden voor 1 januari 2020 te beëindigen.
Een werkgever is in beginsel verplicht om op verzoek van de arbeidsongeschikte werknemer een slapend dienstverband te beëindigen, ook als dat betekent dat de wettelijke transitievergoeding dan betaald moet worden. Dat is de uitspraak van de Hoge Raad op 8 november 2019. Bij brief van minister Koolmees aan de Tweede Kamer van 13 december 2019 wordt deze verplichting en de gevolgen ervan nader aangescherpt:
Stel een werknemer van 56 jaar is 14 jaar in dienst en is per 1 mei 2019 104 weken arbeidsongeschikt. De werkgever heeft het dienstverband slapend gehouden ondanks dat er geen re-integratiemogelijkheden meer zijn. De werknemer wenst de arbeidsovereenkomst te beëindigen en maakt aanspraak op de transitievergoeding.
Werkgever is verplicht om aan dit verzoek mee te werken en is verplicht om de transitievergoeding te betalen zoals deze bedraagt op 1 mei 2019, te weten € 56.000,- bruto volgens de WWZ-rekenrekening en overgangsregeling .
Als de werkgever in december 2019 een vaststellingsovereenkomst sluit met de werknemer, heeft de werkgever aanspraak op een compensatie van € 56.000,- bruto.
Als de werkgever in januari 2020 een vaststellingsovereenkomst sluit, heeft de werknemer aanspraak op de transitievergoeding van € 56.000,- bruto terwijl de werkgever een maximale compensatie ontvangt van € 25.000,- bruto volgens de WAB-rekenmethode.
Om aanspraak te kunnen maken op een compensatie van de volledig verschuldigde transitievergoeding geeft de Minister het advies om nog vóór 1 januari 2020 de slapende dienstverbanden te beëindigen.
Lees de volledige brief van 13 december 2019 van Minister Koolmees waarin zijn antwoorden zijn neergelegd.