Naar aanleiding van de prejudiciële vragen die de rechtbank Limburg aan de Hoge Raad heeft gesteld over slapende dienstverbanden met zieke werknemers, heeft advocaat-generaal De Bock op 18 september 2019 advies uitgebracht aan de Hoge Raad.
Prejudiciële vragen
De prejudiciële vragen zijn terug te brengen tot de vraag: Kan een werkgever worden verplicht om een slapend dienstverband met een zieke werknemer te beëindigen, onder toekenning van de transitievergoeding? Zie ook mijn nieuwsbericht van 29 april 2019. Met de komst van de Wet compensatie transitievergoedingen die op 1 april 2020 in werking treedt, is er een tegenstrijdigheid binnen de rechtspraak ontstaan over de verplichting bij de werkgever om slapende dienstverbanden te beëindigen. Gelet op de grote maatschappelijke behoefte aan een richtinggevend standpunt, heeft de rechtbank Limburg op 10 april 2019 prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de vraag of een werkgever op grond van goed werkgeverschap verplicht kan worden de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding.
Prejudiciële procedure
Een prejudiciële vraag is een vraag van een rechtbank of gerechtshof aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Wel moet het gaan om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is, zoals in onderhavige situatie bij de rechtbank Limburg.
De Hoge Raad beantwoordt de vraag met een prejudiciële beslissing. De rechter (in dit geval rechtbank Limburg) kan vervolgens met inachtneming van deze beslissing een oordeel over de betreffende zaak geven. De prejudiciële beslissing dient verder als richtsnoer voor soortgelijke gevallen waarin de betreffende rechtsvraag speelt. Voorafgaand aan de prejudiciële beslissing laat de Hoge Raad zich adviseren door de advocaat-generaal. Dit betreft een onafhankelijk advies dat de Hoge Raad niet hoeft te volgen.
Advies advocaat-generaal
Volgens advocaat-generaal De Bock is het uitgangspunt dat een werkgever verplicht is om in te stemmen met een voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer tot beëindiging van het ‘slapende dienstverband’ onder toekenning van de transitievergoeding. De advocaat-generaal baseert deze verplichting op de norm van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) en overweegt het volgende: Sinds er een wet is waarin is geregeld dat werkgevers door het UWV worden gecompenseerd voor betaling van de transitievergoeding aan een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, gaat het argument dat een werkgever op hoge kosten wordt gejaagd, niet meer op. Bovendien is duidelijk dat de wetgever af wil van de ‘slapende dienstverbanden’. Op grond daarvan brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ met zich mee dat een werkgever een werknemer niet in een ‘slapend dienstverband’ mag houden, met als enige reden om de betaling van de transitievergoeding te ontlopen.
Op deze verplichting van de werkgever dient volgens de advocaat-generaal een uitzondering te worden gemaakt als de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Hierbij kan aan de volgende omstandigheden worden gedacht:
(i) Het bestaan van reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer;
(ii) Bij financiële problemen van de werkgever (voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding) door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding;
(iii) Het niet (geheel of gedeeltelijk) gecompenseerd zullen krijgen van de transitievergoeding. Hierbij zou een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen omstandigheden die in de risicosfeer van de werkgever en de werknemer liggen;
(iv) Mogelijke andere belangen van de werkgever bij het in dienst houden van de werknemer, anders dan de enkele wens om de transitievergoeding niet te hoeven betalen.
Slot
Advocaat-generaal De Bock adviseert de Hoge Raad dat een werkgever in beginsel (op basis van ‘goed werkgeverschap’) verplicht is om het dienstverband van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen onder betaling van de transitievergoeding. Het is nog maar de vraag of de Hoge Raad dit onafhankelijke advies gaat volgen. Een datum waarop de Hoge Raad zijn prejudiciële beslissing neemt, is nog niet bekend. Wij houden u op de hoogte over de verdere ontwikkelingen.